In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 oktober 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot vernietiging van een ontslag op staande voet. De verzoeker, aangeduid als [verzoeker en verwerende partij in het voorwaardelijk tegenverzoek], had het verzoek ingediend na een ontslag dat op 30 november 2018 was gegeven door zijn werkgever, de besloten vennootschap Compaxo Fijne Vleeswaren B.V. De kantonrechter heeft na het horen van getuigen, waaronder teamleider [getuige 1], vastgesteld dat de verzoeker tijdens een woordenwisseling op 27 november 2018 de teamleider in het gezicht heeft geslagen. Dit feit werd door meerdere getuigen bevestigd, met uitzondering van één getuige. De kantonrechter oordeelde dat de verzoeker onjuist had verklaard over zijn gedrag en dat er in het verleden al meerdere incidenten waren geweest waarvoor hij was gewaarschuwd.
De kantonrechter concludeerde dat de feiten en omstandigheden een dringende reden voor ontslag op staande voet opleverden. Het verzoek van de verzoeker werd afgewezen en het voorwaardelijk tegenverzoek werd niet verder behandeld. De verzoeker werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Compaxo tot dat moment waren begroot op € 800,- voor het salaris van de gemachtigde. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Deze uitspraak is gedaan door kantonrechter mr. P.M. Frinking en werd openbaar uitgesproken op de zitting van 22 oktober 2019.