Uitspraak
Beschikking op het op 31 januari 2019 ingekomen verzoekschrift van:
[Y] en [X] ,
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
Procedure
Verzoek en het standpunt van de IND en de officier van justitie
- [minderjarige 1] geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] , Pakistan,
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] , Pakistan, en
- [minderjarige 3] geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] , Pakistan,
Feiten
- Verzoeker is geboren op [geboortedatum] 1963 te [geboorteplaats] , Pakistan.
- Op 3 juli 2000 is aan verzoeker een reguliere verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd verleend.
- Op 24 februari 2002 zijn verzoekers met elkaar gehuwd te Lahore, Pakistan.
- Uit het huwelijk van verzoekers zijn voornoemde kinderen geboren.
- De kinderen verkregen bij geboorte de Pakistaanse nationaliteit.
- Verzoeker heeft, volgens een door de IND overgelegde kopie, op 29 november 2010 een verzoek om naturalisatie tot Nederlander ondertekend en ingediend. Daarin is te lezen dat hij geen minderjarige kinderen heeft voor wie om medeverlening van het Nederlanderschap wordt verzocht. Er zijn ook geen namen van kinderen in het verzoek vermeld.
- Bij Koninklijk Besluit van 21 april 2011, [nrs.] , is aan verzoeker het Nederlanderschap verleend.
- Op 28 september 2011 is door de regering van Pakistan een certificaat afgegeven waaruit volgt dat verzoeker op eigen verzoek de Pakistaanse nationaliteit heeft verloren. Uit dit document blijkt niet dat het verlies betrekking heeft op minderjarige kinderen. Op dit certificaat zijn ook geen namen van kinderen vermeld.
- Op 30 januari 2012 is een gehoor gehouden op het kantoor van de IND te Zwolle naar aanleiding van het bezwaarschrift (kennelijk van verzoeker) gericht tegen een beschikking van 21 september 2011, waarbij sprake is van een weigering om een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen aan voornoemde kinderen.
- Op 15 oktober 2012 is aan de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 3] een Nederlands paspoort afgegeven door de Nederlandse ambassade te [plaatsnaam] . Op 5 november 2012 werd een Nederlands paspoort afgegeven aan de minderjarige [minderjarige 2] .
- Verzoekers hebben op 6 september 2017 bij de Nederlandse ambassade te [plaatsnaam] , Pakistan, voor de kinderen een aanvraag voor een nieuw Nederlands paspoort ingediend. Deze aanvragen zijn bij beschikking van 3 oktober 2017 niet in behandeling genomen, omdat de kinderen niet hebben gedeeld in de naturalisatie van verzoeker en daarom niet de Nederlandse nationaliteit hebben.
- Het tegen dit besluit ingediende bezwaar is bij beschikking van 18 januari 2018 ongegrond verklaard. Tegen dit besluit is geen beroep ingesteld.
- Op 5 maart 2018 is namens verzoeker verzocht de kinderen onder toepassing van artikel 10 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) het Nederlanderschap te verlenen omdat zij ten gevolge van ambtelijk verzuim ten onrechte zijn aangemerkt als Nederlander.
- De IND heeft op 14 mei 2018 geantwoord dat een verzoek om naturalisatie in persoon moet worden ingediend en dat, als verzoeker in het buitenland woont, de minister van Buitenlandse Zaken tot het in ontvangst nemen van dat verzoek bevoegd is.