ECLI:NL:RBDHA:2019:11308
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake asielaanvraag en prematuriteit van ingebrekestelling
In deze zaak heeft eiseres op 24 juli 2018 een asielaanvraag ingediend in Nederland. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 18 december 2018 besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, maar dit beroep werd ingetrokken nadat de Staatssecretaris op 17 januari 2019 het eerdere besluit introk en aangaf opnieuw op de aanvraag te zullen beslissen. Op 7 maart 2019 werd eiseres geïnformeerd dat haar aanvraag verder behandeld zou worden in de Algemene Asielprocedure. Eiseres heeft op 22 juli 2019 de Staatssecretaris in gebreke gesteld, omdat er geen tijdig besluit was genomen. Op 14 augustus 2019 heeft zij beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank heeft op 16 oktober 2019 de zaak behandeld. De Staatssecretaris stelde dat de ingebrekestelling prematuur was, omdat de beslistermijn volgens hem was aangevangen op 7 maart 2019. Eiseres betwistte dit en stelde dat de beslistermijn al was verstreken. De rechtbank overwoog dat de beslistermijn pas aanvangt op het moment dat vaststaat dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Dit was volgens de rechtbank het geval op 4 maart 2019, waardoor de beslistermijn op 4 september 2019 verstreken was.
De rechtbank concludeerde dat de ingebrekestelling prematuur was en verklaarde het beroep van eiseres niet-ontvankelijk. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. A.P. Hameete, rechter, en bekendgemaakt op 16 oktober 2019. Eiseres kan binnen vier weken na bekendmaking hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.