3.4Een op ambtseed afgelegde verklaring van de politie heeft grote bewijswaarde. Hoewel de onderliggende gegevens niet zijn overgelegd, kan er daarom van worden uitgegaan dat de naam van eiser in het door de politie geraadpleegde systeem voorkomt met de geboortedatum [geboortedatum 2] 1997. Uit het proces-verbaal van het verhoor blijkt echter niet dat de politie daadwerkelijk een Prüm-check heeft gedaan. Deze stelling is door verweerder ingenomen, maar vindt verder nergens onderbouwing en is dus door de rechtbank ook niet te controleren. Weliswaar kan ervan worden uitgegaan dat de politie
eenFranse registratie heeft geraadpleegd en dat ergens de geboortedatum [geboortedatum 2] 1997 staat geregistreerd, maar onduidelijk is wat precies door de politie is opgevraagd. Omdat zonder een bewijs van deze registratie onvoldoende reden bestaat om te twijfelen aan de door eiser opgegeven geboortedatum, kan verweerder niet volstaan met de verwijzing naar het proces-verbaal van de politie. Daarin blijft namelijk te vaag waarop de bevindingen zijn gebaseerd. De door eiser overgelegde Franse documenten hadden voor verweerder aanleiding moeten zijn om nader onderzoek in te stellen. Het besluit kent daarom een zorgvuldigheidsgebrek. De beroepsgrond slaagt en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit.
4. Uit het oogpunt van een finale geschilbeslechting onderzoekt de rechtbank of aanleiding bestaat om te bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven.
5. De rechtbank overweegt dat van belang is om na te gaan of het geconstateerde zorgvuldigheidsgebrek losstaat van de eindconclusie van het bestreden besluit. In dat geval kan ervan uit worden gegaan dat verweerder de aanvraag hoe dan ook zou hebben afgewezen, ook als het besluit zorgvuldig zou zijn voorbereid. De vraag is dus of de onzekerheid over eisers geboortedatum doorwerkt in de andere dragende motiveringen in het bestreden besluit. Verweerder stelt op pagina 4 van het bestreden besluit:
“Vast staat dat de identiteit van betrokkene niet kan worden vastgesteld, mitsdien kan er op basis van documenten en foto’s niet worden vastgesteld wie de vader van betrokkene is. Dit is niet enkel op basis van verwarring omtrent de geboortedatum, maar het grotere geheel waarvan de geboortedatum een onderdeel is.”
Verder staat in het verweerschrift op pagina 3 hierover:
“Hoewel de individuele tegenwerpingen op zichzelf de ongeloofwaardigheid van het element niet dragen, zijn zij in onderlinge samenhang beoordeeld en toereikend bevonden om te concluderen tot ongeloofwaardigheid van het element.”
Voor de rechtbank is niet duidelijk wat precies wordt bedoeld met ‘het grotere geheel waarvan de geboortedatum een onderdeel is’ anders dan dat verschillende persoonsgegevens iemands identiteit in asielrechtelijke zin vormen. In zoverre kent het bestreden besluit ook nog een motiveringsgebrek. Omdat verweerder ervan uit lijkt te gaan dat eiser is wie hij zegt dat hij is, is zonder nadere motivering niet begrijpelijk waarom twijfel over zijn geboortedatum afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de identiteit en/of het bestaan van zijn vader. Dit is ook tijdens de zitting niet verhelderd, maar wel blijkt duidelijk uit het bestreden besluit en het verweerschrift dat verweerders conclusie over eisers geboortedatum en identiteit doorwerkt in de geloofwaardigheidsbeoordeling van eisers relaas over zijn vader. Juist dit gedeelte van eisers relaas is van belang voor eventuele inwilliging van de aanvraag, omdat hij stelt dat zijn vader een belangrijke strijder voor de LTTE was. Omdat vooralsnog in het midden moet blijven of eiser kan worden gevolgd in de door hem opgegeven geboortedatum, is dus onzeker welke gevolgen dit heeft voor verweerders beoordeling van de geloofwaardigheid van eiser. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om te bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven.
6. Omdat de overige beroepsgronden zien op of raken aan de geloofwaardigheidsbeoordeling van verweerder, komt de rechtbank aan behandeling daarvan niet toe.
7. Verweerder moet een nieuw besluit nemen met inachtneming van deze uitspraak. Dat betekent in de eerste plaats dat verweerder zijn oordeel over de identiteit van eiser ditmaal zorgvuldig moet voorbereiden, bijvoorbeeld door (niet slechts indirect) de Franse registratie van eisers persoonsgegevens ten grondslag te leggen aan het bestreden besluit. Als verweerder wederom tot de conclusie komt dat eiser zijn identiteit niet (geheel) aannemelijk heeft gemaakt, is verweerder gehouden om deugdelijk te motiveren welke weerslag dit heeft op de geloofwaardigheid van eisers relaas over zijn vader. Tot slot moet verweerder nader ingaan op de stukken die door eiser kort voorafgaand aan de zitting zijn ingebracht. Verweerder heeft daar weliswaar ter zitting een standpunt over ingenomen, maar had de stukken naar eigen zeggen nog niet grondig kunnen bestuderen. Verweerder krijgt een termijn van acht weken voor het nemen van een nieuw besluit.
8. Het beroep is gegrond. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 1).