Op 22 januari 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarbij eiser, een Turkse nationaliteit, beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn ruimschoots is overschreden en dat verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, niet is verschenen op de zitting. Eiser was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en een tolk in de Turkse taal was ook aanwezig. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten en onmiddellijk uitspraak gedaan.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond en stelt de door verweerder verbeurde dwangsom vast op € 1.260,-. Verweerder wordt opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak een besluit op de aanvraag van eiser bekend te maken, met inachtneming van deze uitspraak. Daarnaast bepaalt de rechtbank dat verweerder een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag dat hij de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De proceskosten van eiser worden vastgesteld op € 512,-.
De rechtbank motiveert haar beslissing door te verwijzen naar de wettelijke bepalingen omtrent de beslistermijnen en dwangsommen. Het bestuursorgaan moet binnen zes maanden beslissen op een asielaanvraag, en in dit geval is de termijn overschreden. Eiser heeft verweerder in gebreke gesteld en meer dan twee weken later beroep ingesteld. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van de standaard termijn rechtvaardigen. De uitspraak is digitaal ondertekend en bekendgemaakt, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.