ECLI:NL:RBDHA:2019:1122

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 januari 2019
Publicatiedatum
11 februari 2019
Zaaknummer
AWB - 18 _ 7902
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning voor arbeid als zelfstandige door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie

Op 17 januari 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening van een Turkse verzoeker die een aanvraag voor een verblijfsvergunning voor arbeid als zelfstandige had ingediend. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op 24 september 2018. De verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. B. Aydin, heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft de zaak onmiddellijk na sluiting van het onderzoek op de zitting behandeld en mondeling uitspraak gedaan, waarbij hij heeft meegedeeld dat tegen de uitspraak geen rechtsmiddel openstaat.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de aanvraag van de verzoeker onvoldoende was onderbouwd, met name het ondernemingsplan en de werkervaring van de verzoeker. De voorzieningenrechter merkte op dat de verzoeker eerder een aanvraag had ingediend bij hetzelfde bedrijf en dat hij op de hoogte was van de benodigde stukken voor een complete aanvraag. De voorzieningenrechter vond dat de werkgeversverklaring en het ondernemingsplan niet voldoende waren gespecificeerd, vooral ten aanzien van de markt- en concurrentieanalyse. De verzoeker had betoogd dat de communicatie met de schrijver van het ondernemingsplan slecht was, maar dit werd niet als een geldige reden gezien voor de afwijzing.

De voorzieningenrechter verklaarde het bezwaar ongegrond en wees het verzoek om voorlopige voorziening af, met de motivering dat de staatssecretaris de aanvraag op goede gronden had afgewezen. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak werd opgemaakt in een proces-verbaal en afschriften zijn verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/7902
[V-nummer]
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter voor vreemdelingenzaken van 17 januari 2019 in de zaak tussen

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedatum] , van Turkse nationaliteit, verzoeker,
(gemachtigde: mr. B. Aydin)
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

verweerder,
(gemachtigde: mr. J. Nieuwenhuys)

Zitting hebben:

Mr. A.K. Mireku, voorzieningenrechter,
Mr. E.H. Kalse-Spoon, griffier.
Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Ook was op de zitting aanwezig [naam 1] , tolk in de Turkse taal. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.
De voorzieningenrechter heeft op grond van artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) onmiddellijk na sluiting van het onderzoek op de zitting mondeling uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter heeft hierbij meegedeeld dat tegen de uitspraak geen rechtsmiddel open staat.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het bezwaar ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Motivering

Verzoeker heeft een aanvraag voor een verblijfsvergunning voor arbeid als zelfstandige bij Kledingreparatie [naam 2] VOF ingediend. Met het besluit van 24 september 2018 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en om een voorlopige voorziening gevraagd. De voorzieningenrechter moet beoordelen of verweerder dat besluit op goede gronden heeft genomen.
Verzoeker heeft eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning voor arbeid als zelfstandige ingediend bij hetzelfde bedrijf. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen, dus verzoeker wist welke stukken nodig zijn voor een complete aanvraag.
Net als verweerder oordeelt de voorzieningenrechter dat verzoeker het ondernemingsplan onvoldoende heeft onderbouwd. Ook de voorzieningenrechter acht verzoekers werkervaring en opleiding, ook met de uitleg op de zitting, onduidelijk en niet in overeenstemming met de informatie bij zijn eerdere aanvraag. De werkgeversverklaring is verder onvoldoende onderbouwing voor verzoekers werkervaring. Daarnaast moet het ondernemingsplan beter gespecificeerd worden ten aanzien van de markt- en concurrentieanalyse. Verzoeker heeft betoogd dat de communicatie tussen hem en degene die het ondernemingsplan heeft geschreven slecht is. Dat is lastig voor verzoeker, maar dat komt voor zijn rekening. Verzoeker heeft ook betoogd dat volgens de boekhouder weinig gegevens ten aanzien van de markt en concurrentie beschikbaar zijn. Ook dat kan lastig zijn, maar door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RvO) moet een oordeel gegeven worden over het ondernemingsplan. Dat kan alleen als daar voldoende specifieke gegevens over de markt- en concurrentieanalyse in zijn opgenomen. Dat is nu niet het geval.
Verzoeker heeft voor de zitting nog een pakket financiële stukken overgelegd, waaruit volgens hem blijkt dat het financieel goed gaat met zijn bedrijf. Dat maakt voor de afwijzing van de aanvraag niet uit, want er moet in elk geval een goed onderbouwd ondernemingsplan zijn. Dat het bedrijf van verzoeker het goed lijkt te doen, maakt dat dus niet anders.
Voor de beroepsgrond over de standstill bepaling verwijst de voorzieningenrechter naar eerdere uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats. Deze beroepsgrond baat verzoeker dus niet.
Verweerder hoeft verzoeker ten slotte niet te horen, omdat aan de hand van de ingediende stukken bij de aanvraag direct duidelijk is dat het bezwaar ongegrond zou zijn.
De voorzieningenrechter verklaart het bezwaar op grond van artikel 78 van de Vreemdelingenwet 2000 ongegrond, omdat verweerder verzoekers aanvraag op goede gronden heeft afgewezen.
Voor een veroordeling in de proceskosten of vergoeding van het griffierecht is geen aanleiding.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
griffier
voorzieningenrechter
afschrift verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.