Overwegingen
1. Eiseres is op 31 maart 2016 uitgenodigd tot het doen van aangifte IB/PVV 2015.
Op 24 juni 2016 is aan eiseres een herinnering tot het doen van aangifte gestuurd.
Eiseres heeft op 29 juli 2016 een uitstelverzoek gedaan. Dit uitstel is verleend.
Op 2 augustus 2016 is aan eiseres een aanmaning tot het doen van aangifte verstuurd.
Eiseres heeft vervolgens weer om uitstel verzocht. Dit uitstel is verleend tot 1 januari 2017.
Aan eiseres is op 10 maart 2017 een tweede aanmaning verzonden.
2. Omdat de vereiste aangifte niet is ingediend, is met dagtekening 15 juni 2017 ambtshalve aan eiseres een aanslag IB/PVV 2015 opgelegd. De aanslag is vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 0. Bij gelijktijdig gegeven beschikking is een verzuimboete opgelegd ten bedrage van € 369.
3. Eiseres heeft hiertegen op 18 juli 2017 bezwaar gemaakt. Zij heeft bij brief van
10 oktober 2017 verzocht om gehoord te worden. Zowel per post als per e-mail is eiseres hiervoor meerdere keren uitgenodigd. Eiseres heeft niet van deze gelegenheden gebruik gemaakt, ook niet na toezending van het dossier.
4. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres op 27 februari 2018 ongegrond verklaard.
5. Hiertegen heeft eiseres met dagtekening 9 april 2018 bij de rechtbank Gelderland beroep ingesteld. Dit beroep is doorgezonden naar deze rechtbank.
6. In geschil is of de verzuimboete terecht is opgelegd.
Beoordeling van het geschil
7. Verweerder heeft de verzuimboete op grond van artikel 67a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) opgelegd. Het eerste lid van dit artikel bepaalt dat de inspecteur een bestuurlijke boete van ten hoogste € 5.278 (tekst 2015) kan opleggen indien de belastingplichtige de aangifte voor een belasting welke bij wege van aanslag wordt geheven niet, dan wel niet binnen de ingevolge artikel 9, derde lid, van de AWR gestelde termijn heeft gedaan. Dit vormt een verzuim ter zake waarvan de inspecteur uiterlijk bij de vaststelling van de aanslag een boete kan opleggen.
8. Vast staat dat eiseres voor het jaar 2015, nadat zij daartoe was uitgenodigd, herinnerd en aangemaand tot het doen van aangifte niet de vereiste aangifte heeft ingediend. In beginsel is dan aan de voorwaarden van artikel 67a, eerste lid, van de AWR voldaan om een verzuimboete op te leggen. Slechts bij afwezigheid van alle schuld (avas) dient oplegging van een boete achterwege te blijven. Avas doet zich voor als een belanghebbende geen enkel verwijt kan worden gemaakt van het niet tijdig indienen van de aangifte. Daarvoor is vereist dat de belanghebbende alle in de gegeven omstandigheden van hem/haar in redelijkheid te vergen zorg heeft betracht om te bewerkstelligen dat de aangifte tijdig wordt gedaan. De bewijslast ter zake van feiten en omstandigheden waaruit avas volgt, rust op belanghebbende.
9. Eiseres heeft in dit verband aangevoerd dat zij niet voldoende informatie kreeg van de belastingdienst. Eiseres is tot de dood van haar man in 2015 altijd huisvrouw geweest en had geen inkomsten van enige betekenis. Als gevolg van het overlijden van haar echtgenoot moest zij een gezamenlijke aangifte inkomstenbelasting indienen. Vanwege onvoldoende informatie kon zij de aangifte van haar echtgenoot niet invullen en daarom heeft zij de Belastingdienst om informatie en hulp verzocht. Eiseres stelt dat zij deze informatie niet heeft gekregen.
Eiseres heeft bij een nader stuk een uitspraak op bezwaar van 1 oktober 2018 overgelegd met betrekking tot de aanslag IB/PVV 2016, waarin gezien de bijzondere omstandigheden besloten is de boete te laten vervallen.
10. Naar het oordeel van de rechtbank leveren de door eiseres gestelde omstandigheden geen avas op in bovenbedoelde zin. Door verweerder is weersproken dat eiseres voor het invullen van haar eigen aangifte gegevens van wijlen haar man nodig had. Eiseres kon alle gegevens die zij nodig had, voor zover zij die zelf al niet had in de vorm van jaaropgaven etc, verkrijgen via de vooraf ingevulde aangifte van de belastingdienst. Zo eiseres al niet in staat was om op deze wijze aangifte te doen, dan had zij daarbij de hulp van derden kunnen en moeten inroepen. Daarbij komt dat eiseres diverse malen door verweerder is uitgenodigd tot een hoorgesprek waar zij de problemen met het doen van aangifte aan had kunnen geven. Eiseres is niet ingegaan op deze uitnodigingen.
11. De omstandigheid dat de verzuimboete wegens het niet (tijdig) doen van aangifte over het jaar 2016, naar de rechtbank uit de ter zitting door verweerder gegeven toelichting begrijpt, uit coulance, is verminderd naar nihil, maakt niet dat de verzuimboete voor het onderhavige jaar eveneens verminderd of vernietigd zou moeten worden.
12. Gelet op wat hiervoor is overwogen dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.