7.3Het oordeel van de rechtbank
1. De verdachte heeft deze vordering niet betwist en de benadeelde partij heeft deze vordering voldoende onderbouwd. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal derhalve de vordering hoofdelijk toewijzen, zijnde een bedrag van € 3.492,04. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 11 juli 2019, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan. Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan dit vonnis in verband met de vordering heeft gemaakt (tot op heden begroot op nihil) en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog moet maken.
Nu de verdachte voor het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 3.492,04, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 11 juli 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [slachtoffer 2].
2. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Ter zake van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank, gelet op hetgeen de benadeelde partij ter toelichting heeft aangevoerd, naar billijkheid een bedrag van € 5.000,- hoofdelijk toewijzen, nu is komen vast te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan dit vonnis in verband met de vordering heeft gemaakt (tot op heden begroot op nihil) en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog moet maken.
Nu de verdachte voor het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 5.000, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 11 juli 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [slachtoffer 1].
3. De verdachte heeft de vordering tot vergoeding van materiële schade niet betwist en de benadeelde partij heeft deze voldoende onderbouwd. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Ter zake van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank, gelet op hetgeen de benadeelde partij ter toelichting heeft aangevoerd, naar billijkheid een bedrag van € 4.000,- toewijzen, nu is komen vast te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal derhalve de vordering hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van € 4.014,17. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 11 juli 2019, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan. Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan dit vonnis in verband met de vordering heeft gemaakt (tot op heden begroot op nihil) en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog moet maken.
Nu de verdachte voor het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 4.014,17, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 11 juli 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [slachtoffer 3].
4. De verdachte heeft de vordering niet betwist en de benadeelde partij heeft deze voldoende onderbouwd. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij, de directeur van het tuincentrum, die tijdens het gevecht tussen de verdachte en [slachtoffer 2] arriveerde en heeft geholpen de verdachte in bedwang te houden, rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal derhalve de vordering van € 100,- hoofdelijk toewijzen. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 11 juli 2019, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan. Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan dit vonnis in verband met de vordering heeft gemaakt (tot op heden begroot op nihil) en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog moet maken.
Nu de verdachte voor het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 100,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 11 juli 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [slachtoffer 4].