ECLI:NL:RBDHA:2019:11116
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak van kwetsbare gezinsleden met minderjarig kind
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 16 oktober 2019 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een gezin uit Nigeria, bestaande uit een verzoeker, verzoekster en hun minderjarige kind. Het gezin had asiel aangevraagd in Nederland, maar de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvragen niet in behandeling genomen, omdat Italië volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielverzoeken. Verzoekers hebben tegen deze beslissing beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij niet aan Italië zouden worden overgedragen totdat op hun beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekers als gezin met een minderjarig kind bijzonder kwetsbaar zijn, zoals erkend door de verweerder. Verzoekers hebben onder andere een beroep gedaan op recente interim measures van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), die betrekking hebben op de opvang van kwetsbare personen in Italië. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vragen die het EHRM aan Nederland had gesteld, van belang waren voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de bestreden besluiten.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen. De rechtbank heeft bepaald dat verzoekers niet mogen worden overgedragen aan Italië totdat er een beslissing is genomen op hun beroep. Tevens is de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoekers, die zijn vastgesteld op € 1.024,-. Deze uitspraak is openbaar gedaan en bekendgemaakt op 16 oktober 2019.