In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 september 2019 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige 1]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] verlengd moet worden, omdat er nog steeds ernstige zorgen zijn over zijn ontwikkeling. [minderjarige 1] heeft een ontwikkelingsachterstand en een verstoorde gehechtheidsontwikkeling, veroorzaakt door de problematische thuissituatie en de persoonlijke problematiek van de ouders. De rechtbank oordeelt dat het noodzakelijk is dat de gecertificeerde instelling betrokken blijft om de ontwikkeling van [minderjarige 1] te waarborgen en om passende hulpverlening te bieden.
Daarnaast is de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd, omdat de rechtbank van mening is dat het perspectief van [minderjarige 1] niet bij de ouders ligt. De ouders zijn onvoldoende in staat om de nodige stabiliteit en zorg te bieden. De moeder heeft weliswaar aan zichzelf gewerkt, maar haar psychische stabiliteit is niet voldoende gebleken. De rechtbank benadrukt het belang van continuïteit en stabiliteit voor [minderjarige 1], die nu al geruime tijd in een gezinshuis verblijft en daar positieve stappen maakt in zijn ontwikkeling.
De rechtbank heeft ook een geschil behandeld over de uitbreiding van de omgang tussen de moeder en [minderjarige 1]. De moeder heeft verzocht om uitbreiding van de omgang, maar de gecertificeerde instelling was van mening dat dit niet mogelijk was. De rechtbank heeft geoordeeld dat, gezien het perspectief van [minderjarige 1], er geen beletsel meer is voor uitbreiding van de omgang, en dat de gecertificeerde instelling stappen moet ondernemen om de omgang te faciliteren. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep.