Uitspraak
Rechtbank den haag
1.GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING INKOOPBUREAU H-10 te Den Haag,
GEMEENTE DEN HAAGte Den Haag,
GEMEENTE DELFTte Delft,
GEMEENTE MIDDEN-DELFLANDte Schipluiden, gemeente Midden-Delfland,
GEMEENTE LEIDSCHENDAM-VOORBURGte Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg,
GEMEENTE PIJNACKER-NOOTDORPte Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp,
GEMEENTE RIJSWIJKte Rijswijk,
GEMEENTE VOORSCHOTENte Voorschoten,
GEMEENTE WASSENAARte Wassenaar,
GEMEENTE WESTLANDte Naaldwijk, gemeente Westland,
GEMEENTE ZOETERMEERte Zoetermeer,
1.STICHTING CURIUM, ACADEMISCH CENTRUM KINDER- EN JEUGDPSYCHIATRIE te Oegstgeest,
2.PARNASSIA GROEP B.V. te Den Haag,
3.STICHTING RIVIERDUINEN te Leiden,
STICHTING HORIZON JEUGDZORG EN SPECIAAL ONDERWIJSte Rotterdam,
STICHTING MIDDINte Den Haag,
OPVOEDPOLI B.V.te Amsterdam,
STICHTING LEGER DES HEILS WELZIJNS- EN GEZONDHEIDSZORGte Almere,
8.STICHTING DE FORENSISCHE ZORGSPECIALISTEN te Utrecht,
9.VERENIGING ZZP JEUGD GGZ HAAGLANDEN te Den Haag,
10.STICHTING GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG DELFLAND te Delft,
11.STICHTING IPSE DE BRUGGEN te Zoetermeer,
,‘GGZ Delfland’ en ‘Ipse de Bruggen’.
1.De procedure
2.De incidenten tot tussenkomst dan wel voeging
zo spoedig mogelijkwordt meegedeeld aan partijen en de voorzieningenrechter (maar uiterlijk 24 uur voor de zitting). Gezien hetgeen onder 2.6 staat vermeld over de inhoud van de vorderingen, bezien in combinatie met het tijdsverloop sinds de betekening van de dagvaarding in deze procedure (op 17 juli 2019), de verplaatsing van de zittingsdatum die oorspronkelijk op 1 augustus 2019 stond gepland en de (bij alle partijen bekende) ontwikkelingen die sindsdien hebben plaatsgevonden, hebben deze twee partijen niet aan dit tijdigheidsvereiste voldaan. Deze vorderingen van de Waag en de Vereniging zullen dan ook buiten beschouwing worden gelaten.
3.De feiten
an sich, maar haar bezwaren tegen de ontoereikende tarieven wel handhaaft, waarbij de kostenverhogende aspecten van bepaalde voorwaarden nog steeds een rol spelen.
- een rapport “Bekostiging Jeugd-GGZ inspanningsgericht, een handreiking ter ondersteuning bij de overgang van de DBC-systematiek naar een andere vorm van bekostiging (met ingang van 2018), versie mei 2017, van VNG (hierna: het rapport VNG);
- Memo advies uitgangspunten kostprijs berekeningen, Voor de WMO & Jeugdzorg Regio Midden-Holland, van 28 augustus 2017;
- een rapport “Tarieven ambulante Jeugdzorg”, Regio Alkmaar, evaluatie gebruikte parameters voor tariefberekening ambulante jeugdzorg van 21 maart 2018, afkomstig van Berenschot (hierna: rapport Berenschot Alkmaar);
- Productbladen Urenbasis 2019 Zorgregio Midden IJssel Oost Veluwe;
- een rapport “Kostprijzen voor de jeugd-ggz, handreiking voor gemeenten en aanbieders” van 21 februari 2019 van Berenschot (hierna: rapport Berenschot 2019);
- een rapport “Kostprijsonderzoek specialistische jeugdhulp Regio Haaglanden (H10), Parnassia Groep van 28 juni 2019 van Rebel Strategy & Finance (hierna: rapport Rebel Parnassia).
- een rapport, Check jeugdzorgtarieven Haaglanden van 30 september 2019, afkomstig van Bureau HHM (hierna: rapport HHM);
- een rapport “Kostprijsonderzoek specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp, Jeugdformaat in het kader van de aanbesteding 2020 De H10-gemeenten”, van 3 oktober 2019 van Rebel Strategy & Finance (hierna: rapport Rebel Jeugdformaat).
4.Het geschil
5.De beoordeling van het geschil
“De gemeenten dienen hierbij ten minste een inschatting te maken van een reële kostprijs voor de activiteiten die zij door aanbieders willen laten uitvoeren. Welke invloeden daarbij worden meegewogen, is ter beoordeling aan de gemeenten. Uitgangspunt is, dat de aanbieder personeel inzet tegen de arbeidsvoorwaarden die passen bij de vereiste vaardigheden. De gemeente zal zich dus ten minste een beeld moeten vormen van de vereiste activiteiten en de arbeidsvoorwaarden die daarbij horen. Hiermee wordt voorkomen dat een gemeente alleen de laagste prijs voor de uitvoering van de opdracht beschouwt. Dit biedt een waarborg voor werknemers dat hun werkzaamheden aansluiten bij de daarvoor geldende arbeidsvoorwaarden.”
vereistepersoneelsbestand. Anders is er hoe dan ook geen mogelijkheid om dat passende personeel aan te nemen, hetgeen ten koste gaat van de kwaliteit en leidt tot een verschraling van de zorg. De voorzieningenrechter volgt hen hierin. Voorts hebben meerdere partijen erop gewezen dat de vastgestelde functiemix onjuist is vanwege de zware Randstedelijke problematiek en de krapte op de arbeidsmarkt, en vanwege bepaalde specialismes, onder meer bij Curium en Parnassia. Gezien hetgeen onder 5.3. is overwogen over de noodzaak om rekening te houden met regionale bijzonderheden en met organisatie-specifieke aspecten hebben de H10-gemeenten onvoldoende onderbouwd dat zij daarop voldoende acht hebben geslagen bij de functie-mix in relatie tot de tariefstelling.
zichtbaar en vollediggebeuren. Met de stelling dat er feitelijk rekening mee is gehouden doordat er een marge is gehanteerd in het tarief die ruim voldoende is, is aan dat laatste vereiste niet voldaan. Dat klemt te meer daar door eisers gemotiveerd is betwist dat van enige marge in het tarief sprake is. Het ligt dan ook alleszins voor de hand dat de H10-gemeenten bij de tariefstelling in ieder geval gebruik maken van voor potentiële aanbieders verifieerbare parameters, zoals de OVA, waarover immers geen discussie kan bestaan.