ECLI:NL:RBDHA:2019:11043
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake openstelling bedrijfspand in het kader van de Opiumwet
Op 21 oktober 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, de huurder van een bedrijfspand, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van de gemeente Westland, dat op 27 september 2019 was genomen. Dit besluit hield in dat het bedrijfspand en de daarbij behorende grond voor de duur van één dag geopend zouden worden, na een eerdere sluiting op grond van de Opiumwet. De voorzieningenrechter heeft op 7 oktober 2019 een zitting gehouden, waarbij verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder. Tijdens de zitting werd de zaak aangehouden in afwachting van toestemming van de eigenaar/verhuurder om goederen waarop conservatoir beslag ligt te verplaatsen. Na een week zonder verdere communicatie van partijen, heeft de voorzieningenrechter het onderzoek gesloten en uitspraak gedaan.
In zijn overwegingen heeft de voorzieningenrechter benadrukt dat zijn oordeel voorlopig is en niet bindend voor een eventueel bodemgeding. Hij heeft vastgesteld dat verzoeker, die om een langere termijn voor ontruiming had verzocht, niet in staat was om het ontruimen uit te besteden en dat zijn trailer in beslag was genomen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de ontruiming slechts betrekking had op goederen die niet onder het beslag vallen en dat één dag voor de verwijdering van deze goederen niet onredelijk was. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de opmerking dat de burgemeester had toegezegd verzoeker voldoende gelegenheid te geven om het pand te ontruimen.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.