Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
Louwman Dealerbedrijven B.V.,
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.Het verzoek
4.Het verweer van werkgever
5.De beoordeling
6.De beslissing
€ 720,- als het aan de gemachtigde van werkgever toekomende salaris;
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de kantonrechter op 18 oktober 2019 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een werknemer die zijn ontslag op staande voet wilde aanvechten. De werknemer, die sinds 1 november 2017 in dienst was bij Louwman Dealerbedrijven B.V., werd op 19 februari 2019 ontslagen omdat hij op 8 februari 2019 contant geld uit de bedrijfskluis zou hebben weggenomen. De werknemer verzocht de rechtbank om het ontslag te vernietigen en hem weer toe te laten tot de werkvloer, met doorbetaling van zijn loon.
De mondelinge behandeling vond plaats op 9 juli 2019, waarbij de werknemer en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de vertegenwoordigers van de werkgever. De kantonrechter heeft de zaak aangehouden voor nadere wisseling van stukken en heeft op 18 oktober 2019 uitspraak gedaan. De kantonrechter oordeelde dat er voldoende bewijs was dat de werknemer contant geld had weggenomen, wat een dringende reden voor ontslag op staande voet oplevert. De werknemer had geen goede verklaring kunnen geven voor zijn gedrag op de camerabeelden die tijdens de behandeling waren getoond.
De kantonrechter wees het verzoek van de werknemer af en veroordeelde hem in de proceskosten van de werkgever, begroot op € 720,-. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij ontslag op staande voet en de noodzaak voor werkgevers om voldoende bewijs te hebben voor dergelijke ingrijpende beslissingen.