ECLI:NL:RBDHA:2019:10960

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 oktober 2019
Publicatiedatum
18 oktober 2019
Zaaknummer
C-09-579525-KG ZA 19-850
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen buren over beveiligingscamera en geluidsoverlast

In deze zaak, die op 22 oktober 2019 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, gaat het om een kort geding tussen buren over een beveiligingscamera die door de gedaagden in hun achtertuin is geïnstalleerd. De eisers, die bezwaar maken tegen de camera, stellen dat deze inbreuk maakt op hun privacy. Daarnaast vorderen zij dat de camera verwijderd wordt en dat de gedaagden verboden wordt om een camera te installeren die geluid kan opnemen. De gedaagden vorderen in reconventie dat de eisers hen verbieden om hun perceel zonder toestemming te betreden en dat zij hen verbieden om geluidsoverlast te veroorzaken.

De voorzieningenrechter oordeelt dat de vorderingen van de eisers worden afgewezen. De camera is inmiddels verplaatst en maakt geen inbreuk meer op de privacy van de eisers. De voorzieningenrechter stelt vast dat de gedaagden in beginsel het recht hebben om een camera op te hangen voor beveiliging, zolang dit geen inbreuk maakt op de rechten van derden. De vordering om de camera te verwijderen wordt afgewezen, omdat de camera nu niet meer boven de schutting uitkomt en dus geen beelden meer kan maken van de tuin van de eisers.

In reconventie wordt de vordering van de gedaagden toegewezen. De voorzieningenrechter verbiedt de eisers om zonder toestemming het perceel van de gedaagden te betreden, omdat zij inbreuk maken op het eigendomsrecht van de gedaagden. De voorzieningenrechter legt een dwangsom op voor het geval de eisers dit verbod overtreden. De vordering van de gedaagden om geluidsoverlast te verbieden wordt afgewezen, omdat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat er sprake is van onrechtmatige geluidshinder. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/579525 / KG ZA 19/850
Vonnis in kort geding van 22 oktober 2019
in de zaak van
[eisende partij sub 1]en
[eisende partij sub 2]
te [plaats] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. H.C. Uittenbogaart te Alphen aan den Rijn,
tegen:
[gedaagde sub 1]en
[gedaagde sub 2]
te [plaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. R.H.W. Teppema te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘ [eisende partij sub 1 c.s.] ’ en ‘ [gedaagde sub 1 c.s.] ’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met daarbij en nadien overgelegde producties;
- de akte houdende een eis in reconventie met daarbij en nadien overgelegde producties;
- de op 8 oktober 2019 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten in conventie en in reconventie

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Partijen zijn sinds 2016 buren van elkaar. De huizen van partijen grenzen aan elkaar en hun achtertuinen worden van elkaar gescheiden door een schutting.
2.2.
Sinds begin 2019 is tussen partijen een conflict ontstaan over een uitbouw aan de achterzijde van hun woning die [gedaagde sub 1 c.s.] wilden realiseren. [eisende partij sub 1 c.s.] hadden en hebben bezwaar tegen deze uitbouw. De uitbouw is inmiddels gerealiseerd.
2.3.
[gedaagde sub 1 c.s.] hebben in juli 2019 een beveiligingscamera, met licht en microfoon in hun achtertuin, aan hun achtergevel, geïnstalleerd (hierna: de camera). Deze camera functioneert niet continu, maar kan worden geactiveerd door [gedaagde sub 1 c.s.] Daarnaast heeft de camera een sensor die de camera, microfoon en licht kan activeren zodra deze beweging waarneemt. Na activatie van de camera start een zogenaamde “live-gebeurtenis” en kunnen [gedaagde sub 1 c.s.] via smartphone, tablet of personal computer de beelden en geluiden die de camera registreert waarnemen. Tevens bestaat dan de mogelijkheid om een gesprek te voeren met de persoon die zich nabij de camera bevindt. De camera heeft voorts de mogelijkheid om de beelden op te slaan. Dit betreft telkens opnamen van maximaal 1 minuut en 6 seconden. Daarna stopt de opname, totdat weer een nieuwe beweging wordt gedetecteerd. [gedaagde sub 1 c.s.] kunnen op hun smartphone, tablet of personal computer een melding ontvangen zodra de camera wordt geactiveerd.
2.4.
De camera is eerst bevestigd op een hoogte van drie meter en kwam daarmee boven de schutting die de tuinen van partijen scheidt uit. Op 6 augustus 2019 hebben [gedaagde sub 1 c.s.] de lichtfunctie van de camera uitgeschakeld. Op 25 september 2019 hebben [gedaagde sub 1 c.s.] de camera lager gehangen, waardoor deze nu niet meer boven de schutting uitkomt.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eisende partij sub 1 c.s.] vorderen, zakelijk weergegeven, [gedaagde sub 1 c.s.] :
te veroordelen de camera in hun achtertuin te verwijderen en verwijderd te houden;
te verbieden om een camera te bevestigen op een manier waarop deze uitkomt boven de schutting die de erven van partijen scheidt of op een andere manier waarop tuin van [eisende partij sub 1 c.s.] in beeld zou kunnen zijn;
te verbieden een camera te installeren die de mogelijkheid heeft om geluid op te nemen;
alles op straffe van een dwangsom en met veroordeling van [gedaagde sub 1 c.s.] in de kosten van de procedure.
3.2.
Daartoe voeren [eisende partij sub 1 c.s.] – samengevat – het volgende aan. [gedaagde sub 1 c.s.] hebben niet aangevoerd waarom het voor hen noodzakelijk is hun tuin te beveiligen met geluidsopnameapparatuur en waarom het noodzakelijk is haarscherpe geluidsopnames te maken van geluiden van het privé-erf van [eisende partij sub 1 c.s.] Evenmin hebben zij aangevoerd waarom het noodzakelijk is om die privégesprekken op te kunnen nemen op een server in de cloud en deze terug te kunnen luisteren. De opnameapparatuur is onrechtmatig, omdat het in strijd is met artikel 139a van het Wetboek van Strafrecht en een ernstige inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van [eisende partij sub 1 c.s.] in de zin van artikel 10 van de Grondwet.
3.3.
[gedaagde sub 1 c.s.] voeren verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
in reconventie
3.4.
[gedaagde sub 1 c.s.] vorderen, zakelijk weergegeven:
[eisende partij sub 1 c.s.] te verbieden op welke wijze dan ook – zonder uitdrukkelijke toestemming van [gedaagde sub 1 c.s.] – op en/of boven en/of enige andere wijze het perceel van [gedaagde sub 1 c.s.] te betreden;
[eisende partij sub 1 c.s.] te verbieden om geluidsoverlast te veroorzaken, althans te verbieden om tussen 22.00 uur en 8.00 uur geluidsoverlast te veroorzaken;
alles op straffe van een dwangsom, met machtiging van [gedaagde sub 1 c.s.] om naleving van het onder i en ii gevorderde te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm van politie en justitie en met veroordeling van [eisende partij sub 1 c.s.] in de kosten van dit geding.
3.5.
Daartoe voeren [gedaagde sub 1 c.s.] – samengevat – het volgende aan. Tijdens de verbouwing van [gedaagde sub 1 c.s.] heeft [gedaagde sub 1] de tuin van [gedaagde sub 1 c.s.] betreden door over de schutting te klimmen en heeft zij een geul die ten behoeve van de fundering was gegraven dicht gegooid. [eisende partij sub 1 c.s.] hangen tot heden regelmatig over de schutting van [gedaagde sub 1 c.s.] en zij schijnen bijvoorbeeld met een zaklamp in de tuin en woning van [gedaagde sub 1 c.s.] . Ook schijnen zij met een laserlamp op het perceel van [gedaagde sub 1 c.s.] , om de camera te activeren. Daarnaast is er sprake van onrechtmatige geluidshinder door [eisende partij sub 1 c.s.] , bestaande uit het afspelen van zeer luide muziek overdag en ’s nachts, en diep in de nacht stofzuigen.
3.6.
[eisende partij sub 1 c.s.] voeren verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

in conventie
4.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat het [gedaagde sub 1 c.s.] in beginsel vrij staat een camera op te hangen om hun eigen perceel te beveiligen. Zij mogen daarbij echter geen inbreuk maken op (privacy)rechten van derden, zoals [eisende partij sub 1 c.s.]
4.2.
De vordering onder a is te algemeen geformuleerd en reeds daarom niet toewijsbaar. Bij toewijzing van die vordering wordt het [gedaagde sub 1 c.s.] in algemene zin verboden een camera in hun achtertuin te plaatsen, en dus ook indien deze camera geen inbreuk maakt op rechten van [eisende partij sub 1 c.s.] Voor een zo verstrekkende ordemaatregel bestaat geen aanleiding.
4.3.
Onbetwist is dat de camera inmiddels door [gedaagde sub 1 c.s.] is verplaatst en dat deze niet meer boven de schutting uitkomt. Hierdoor wordt de camera niet meer geactiveerd door bewegingen in de tuin van [eisende partij sub 1 c.s.] en maakt de camera geen beeldopnames meer in de tuin van [eisende partij sub 1 c.s.] Gelet hierop en nu gesteld noch gebleken is dat [gedaagde sub 1 c.s.] voornemens zijn de camera weer te verplaatsen zodanig dat deze weer boven de schutting uitkomt, is ook de vordering onder b niet toewijsbaar.
4.4.
Ten aanzien van vordering c, die betrekking heeft op de geluidsopnamen die door de camera worden gemaakt, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Dat [gedaagde sub 1 c.s.] geluidsopnamen maken door zelf de camera te activeren acht de voorzieningenrechter niet aannemelijk. Weliswaar biedt de camera technisch die mogelijkheid, maar de geluidsfunctie lijkt veeleer gebruikt te (zullen) worden wanneer de camera door bewegingen is geactiveerd. Dat [gedaagde sub 1 c.s.] de geluidsfunctie – anders dan wellicht incidenteel – separaat activeren is niet gebleken. Dan resteren de geluidsopnames die worden gemaakt op het moment dat de camera door beweging wordt geactiveerd. [gedaagde sub 1 c.s.] stellen terecht dat de camera thans alleen geactiveerd wordt als er in de tuin van [gedaagde sub 1 c.s.] zélf beweging wordt waargenomen. Van opname door de camera van geluiden in de tuin van [eisende partij sub 1 c.s.] is alleen sprake als er precies op die momenten ook geluid in de tuin van [eisende partij sub 1 c.s.] is. Een dergelijke opname heeft dan de beperkte duur van één minuut en zes seconden. Opnames waarop geluiden uit de tuin van [eisende partij sub 1 c.s.] kunnen staan en de omvang van die opnames zijn dus (zeer) beperkt. Daar komt bij dat binnen het bestek van dit kort geding niet aannemelijk is geworden dat de opgenomen geluiden uit de tuin van [eisende partij sub 1 c.s.] zodanige kwaliteit hebben dat – op normaal geluidsniveau – gevoerde gesprekken in de tuin van [eisende partij sub 1 c.s.] op de geluidsopname te verstaan zijn. [eisende partij sub 1 c.s.] hebben – tegenover de betwisting van [gedaagde sub 1 c.s.] – onvoldoende aannemelijk gemaakt dat dat het geval is. Hierbij is in aanmerking genomen dat [gedaagde sub 1 c.s.] onweersproken hebben gesteld dat zij aan [eisende partij sub 1 c.s.] hebben aangeboden te komen kijken hoe de camera precies werkt, waarmee zij ook zouden kunnen horen welke geluiden vanuit hun tuin op de opnames waarneembaar zijn. Van dit aanbod hebben [eisende partij sub 1 c.s.] geen gebruik gemaakt. Onder deze omstandigheden hebben [eisende partij sub 1 c.s.] onvoldoende onderbouwd dat gesprekken die in de tuin van [eisende partij sub 1 c.s.] worden gevoerd te verstaan zijn op de camerabeelden.
4.5.
Onder de zojuist behandelde omstandigheden is onvoldoende aannemelijk geworden dat de camera een inbreuk vormt op de privacy van [eisende partij sub 1 c.s.] en hebben [eisende partij sub 1 c.s.] onvoldoende (spoedeisend) belang bij de ordemaatregel als gevorderd onder c. Ook die vordering zal daarom worden afgewezen.
4.6.
[gedaagde sub 1 c.s.] hebben pas na het uitbrengen van de dagvaarding in dit kort geding en kort voor de mondelinge behandeling de camera zo verplaatst dat deze geen beeldopnames in de tuin van [eisende partij sub 1 c.s.] meer kan maken. Hierin ziet de voorzieningenrechter aanleiding – ondanks de uitkomst waarin alle vorderingen van [eisende partij sub 1 c.s.] worden afgewezen – [eisende partij sub 1 c.s.] niet in de volledige proceskosten van [gedaagde sub 1 c.s.] c.s te veroordelen. De voorzieningenrechter zal ten aanzien van de proceskosten beslissen als hierna in het dictum vermeld.
in reconventie
4.7.
[gedaagde sub 1 c.s.] hebben gemotiveerd gesteld dat [gedaagde sub 1] tijdens de verbouwing waarbij de aanbouw aan hun woning werd gerealiseerd zonder toestemming hun perceel heeft betreden. Deze stelling van [gedaagde sub 1 c.s.] vindt bevestiging in de door [gedaagde sub 1 c.s.] overgelegde schriftelijke verklaring van de heer [A] , aannemer van [gedaagde sub 1 c.s.] bij de realisatie van de aanbouw. De voorzieningenrechter hecht, ondanks dat deze afkomstig is van de aannemer van [gedaagde sub 1 c.s.] , waarde aan deze verklaring. Hierbij is in ogenschouw genomen dat de verbouwing inmiddels is afgerond en dat er dus – anders dan [eisende partij sub 1 c.s.] stellen – geen sprake meer is van een “zekere mate van afhankelijkheid” omdat [gedaagde sub 1 c.s.] het “brood op de plank” van de heer [A] betalen. Daarnaast blijkt uit de door [gedaagde sub 1 c.s.] overgelegde beelden die zijn opgenomen met de camera dat [eisende partij sub 1 c.s.] op verschillende momenten over de schutting hebben gehangen en met een bezem in de tuin van [gedaagde sub 1 c.s.] hebben gezwaaid, met een zaklamp en een laserlamp in die tuin hebben geschenen en met een tablet foto’s hebben gemaakt van de camera.
4.8.
Uit hetgeen onder 4.8 is overwogen volgt dat voldoende aannemelijk dat [eisende partij sub 1 c.s.] inbreuk maken op het eigendomsrecht van [gedaagde sub 1 c.s.] door hun perceel zonder toestemming te betreden, althans over dat perceel heen te hangen en met voorwerpen in de tuin te zwaaien of daar licht in te schijnen. Het verweer dat zij enkel hebben gedaan om te onderzoeken in hoeverre [gedaagde sub 1 c.s.] hun privacyrechten ondermijnen en dat zij dat deden om bewijs te vergaren slaagt niet. Immers, dat verklaart niet de vele momenten waarop de gedragingen hebben plaatsgevonden. Bovendien had van [eisende partij sub 1 c.s.] verwacht had mogen worden dat zij allereerst – en dus voordat zij op de door hen gestelde wijze onderzoek deden – zouden hebben geprobeerd in gesprek te gaan met [gedaagde sub 1 c.s.] over de camera en de vermeende schending van hun privacyrechten. Dat zij dat (op een constructieve manier) geprobeerd hebben is niet gebleken. Gelet op dit alles en gezien de ernstig verstoorde verhouding tussen partijen, hebben [gedaagde sub 1 c.s.] spoedeisend belang bij de onder i gevorderde ordemaatregel. Deze zal op de hierna te vermelden wijze worden toegewezen. Oplegging van een dwangsom, als stimulans tot nakoming van de te geven beslissing, is aangewezen. De op te leggen dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd. De tevens verzochte machtiging om dit verbod ten uitvoer te leggen met behulp van de sterke arm van politie en justitie zal worden afgewezen. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat de dwangsom voldoende stimulans is om het verbod na te komen. Dit laat uiteraard onverlet dat het [gedaagde sub 1 c.s.] vrijstaat de politie in te schakelen indien er inbreuk op hun eigendomsrecht wordt gemaakt, daartoe is een door de voorzieningenrechter gegeven machtiging niet vereist.
4.9.
Voor toewijzing van de onder ii gevorderde ordemaatregel bestaat slechts aanleiding als er sprake is van onrechtmatige geluidshinder. Of daar van sprake is hangt af van de aard, de ernst en de duur van de geluidshinder en de daardoor toegebrachte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval, waaronder ook de plaatselijke omstandigheden. [eisende partij sub 1 c.s.] betwisten dat zij geluidshinder veroorzaken. In het licht van die betwisting is de door [gedaagde sub 1 c.s.] gestelde geluidshinder onvoldoende aannemelijk geworden. De door [gedaagde sub 1 c.s.] in dit verband overgelegde geluidsopnames zijn ontoereikend om daaruit te concluderen dat er sprake is van onrechtmatige geluidshinder, gezien de betwisting van [eisende partij sub 1 c.s.] en de omstandigheid dat de geluidshinder nergens anders uit af te leiden is (bijvoorbeeld meldingen bij de politie, verklaringen van andere buren die geluidsoverlast ervaren). Hierbij is mede in aanmerking genomen dat [eisende partij sub 1 c.s.] onweersproken hebben gesteld dat de overgelegde geluidsopnames slecht betrekking hebben op vier dagen en dat de opnames overdag hebben plaatsgevonden en dat – zoals [eisende partij sub 1 c.s.] terecht stellen – niet is vast te stellen waar het geluid dat te horen is op de opnames vandaan komt. De vordering sub ii zal gelet hierop worden afgewezen.
4.10.
In de omstandigheid dat partijen over en weer in het ongelijk worden gesteld, wordt aanleiding gevonden te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Tot slot
4.11.
Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter op dat met dit vonnis het geschil tussen partijen stellig niet is opgelost. Gebleken is dat er sprake is van een verstoorde verstandhouding tussen partijen en het is evident dat zij hierdoor allen een ernstige aantasting in hun woongenot ervaren. De voorzieningenrechter heeft ter zitting partijen al aangespoord het gesprek met elkaar, in aanwezigheid van een mediator, aan te gaan, maar op dat moment is dat niet gelukt. Via deze weg dringt de voorzieningenrechter daar nogmaals op aan. Partijen doen zichzelf ernstig tekort wanneer zij op deze weg voortgaan en niet de moeite nemen over hun over en weer levende ergernissen heen te stappen en het gesprek aan te gaan om tot afspraken te komen die hun woongenot weer zullen kunnen herstellen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eisende partij sub 1 c.s.] in een deel van de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van [gedaagde sub 1 c.s.] begroot op € 787,--, waarvan € 490,-- aan salaris advocaat en € 297,-- aan griffierecht, en compenseert de proceskosten voor het overige;
in reconventie
5.3.
verbiedt [eisende partij sub 1 c.s.] op welke wijze dan ook – zonder uitdrukkelijke toestemming van [gedaagde sub 1 c.s.] – het perceel van [gedaagde sub 1 c.s.] te betreden (waaronder begrepen het zich hangend over de schutting boven dat perceel te bevinden en het met voorwerpen zwaaien of met lichten schijnen in de tuin), op straffe van een dwangsom van € 250,= per overtreding van dit verbod tot een maximum van € 5.000,= en verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2019.
idt