ECLI:NL:RBDHA:2019:10960
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Geschil tussen buren over beveiligingscamera en geluidsoverlast
In deze zaak, die op 22 oktober 2019 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, gaat het om een kort geding tussen buren over een beveiligingscamera die door de gedaagden in hun achtertuin is geïnstalleerd. De eisers, die bezwaar maken tegen de camera, stellen dat deze inbreuk maakt op hun privacy. Daarnaast vorderen zij dat de camera verwijderd wordt en dat de gedaagden verboden wordt om een camera te installeren die geluid kan opnemen. De gedaagden vorderen in reconventie dat de eisers hen verbieden om hun perceel zonder toestemming te betreden en dat zij hen verbieden om geluidsoverlast te veroorzaken.
De voorzieningenrechter oordeelt dat de vorderingen van de eisers worden afgewezen. De camera is inmiddels verplaatst en maakt geen inbreuk meer op de privacy van de eisers. De voorzieningenrechter stelt vast dat de gedaagden in beginsel het recht hebben om een camera op te hangen voor beveiliging, zolang dit geen inbreuk maakt op de rechten van derden. De vordering om de camera te verwijderen wordt afgewezen, omdat de camera nu niet meer boven de schutting uitkomt en dus geen beelden meer kan maken van de tuin van de eisers.
In reconventie wordt de vordering van de gedaagden toegewezen. De voorzieningenrechter verbiedt de eisers om zonder toestemming het perceel van de gedaagden te betreden, omdat zij inbreuk maken op het eigendomsrecht van de gedaagden. De voorzieningenrechter legt een dwangsom op voor het geval de eisers dit verbod overtreden. De vordering van de gedaagden om geluidsoverlast te verbieden wordt afgewezen, omdat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat er sprake is van onrechtmatige geluidshinder. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.