ECLI:NL:RBDHA:2019:10957
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing visumaanvraag door afwijkende handtekeningen op machtigingen en visumaanvraagformulier
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 oktober 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de minister van Buitenlandse Zaken. Eiser had een aanvraag ingediend voor een visum voor kort verblijf, welke door de minister op 27 september 2018 werd afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar aangetekend, maar dit bezwaar werd op 3 mei 2019 door de minister kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de handtekening van eiser op de overgelegde machtiging sterk afwijkt van de handtekening op het visumaanvraagformulier en in het paspoort. Hierdoor was de machtiging niet rechtsgeldig, omdat niet kon worden vastgesteld dat de indiener gemachtigd was om namens eiser een bezwaarschrift in te dienen. Eiser heeft in een brief van 24 juni 2019 aangegeven dat hij zijn handtekening had veranderd omdat hij zijn oude handtekening te kinderlijk vond. De rechtbank oordeelde echter dat deze verklaring onvoldoende was om het gebrek te herstellen. De rechtbank heeft het beroep van eiser kennelijk ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de partijen.