ECLI:NL:RBDHA:2019:10955
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking van de rechter in een bestuursrechtelijke procedure met betrekking tot een administratieve sanctie
In deze zaak heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. A.J. Japenga, de rechter die de behandeling van zijn zaak op 29 juli 2019 zou voortzetten. Verzoeker had eerder een administratieve sanctie opgelegd gekregen en had daartegen beroep ingesteld bij de kantonrechter. De kantonrechter had de zaak op 26 februari 2019 aangehouden, maar verzoeker was van mening dat de zaak opnieuw behandeld moest worden door dezelfde rechter. Hij verzocht de rechtbank om een nieuwe zittingsdatum, omdat hij vreesde dat de nieuwe rechter vooringenomen zou zijn. Tijdens de zitting op 29 juli 2019 heeft verzoeker de rechter gewraakt, omdat deze niet de rechter was die de zaak eerder had behandeld. Verzoeker voerde aan dat de vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie al in de zittingszaal aanwezig was voordat zijn zaak werd behandeld, wat volgens hem in strijd was met de jurisprudentie van het Hof Arnhem-Leeuwarden.
De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen. De wrakingskamer oordeelde dat het niet altijd mogelijk is dat dezelfde rechter de voortgezette behandeling op zich neemt, en dat dit geen aanwijzing is voor vooringenomenheid. Ook het feit dat de vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie in de zittingszaal aanwezig was, werd niet als grond voor wraking geaccepteerd. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor partijdigheid of vooringenomenheid van de rechter. Het verzoek tot wraking werd afgewezen en het proces in de hoofdzaak werd voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.