ECLI:NL:RBDHA:2019:10925
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek wegens gebrek aan objectieve grond voor vrees voor vooringenomenheid van de rechter
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 23 september 2019 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde J.G.C.B. van Ginneken, stelde dat de afwijzing van haar verzoek om uitstel van een comparitie zonder motivering, in combinatie met andere omstandigheden, een objectieve grond voor vrees voor vooringenomenheid van de rechter opleverde. De wrakingskamer overwoog dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er bijzondere omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. Het uitgangspunt is dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn. De wrakingskamer concludeerde dat de door verzoekster aangevoerde feiten en omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat de rechter vooringenomen was. De wrakingskamer benadrukte dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich ertegen verzet dat de motivering van een beslissing als grond voor wraking kan dienen. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd unaniem genomen door de meervoudige wrakingskamer, en het proces in de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.