ECLI:NL:RBDHA:2019:10925

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 september 2019
Publicatiedatum
17 oktober 2019
Zaaknummer
C/09/579225 / KG RK 19-1208
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens gebrek aan objectieve grond voor vrees voor vooringenomenheid van de rechter

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 23 september 2019 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde J.G.C.B. van Ginneken, stelde dat de afwijzing van haar verzoek om uitstel van een comparitie zonder motivering, in combinatie met andere omstandigheden, een objectieve grond voor vrees voor vooringenomenheid van de rechter opleverde. De wrakingskamer overwoog dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er bijzondere omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. Het uitgangspunt is dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn. De wrakingskamer concludeerde dat de door verzoekster aangevoerde feiten en omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat de rechter vooringenomen was. De wrakingskamer benadrukte dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich ertegen verzet dat de motivering van een beslissing als grond voor wraking kan dienen. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd unaniem genomen door de meervoudige wrakingskamer, en het proces in de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2019/53
zaak- /rekestnummer: C/09/579225/ KG RK 19/1208
Beslissing van 23 september 2019
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
gemachtigde J.G.C.B. van Ginneken te Dongen,
strekkende tot de wraking van
mr. A. Emmens,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.
Belanghebbende in deze procedure is:
- ABN AMRO Bank N.V. (hierna: de bank).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 22 augustus 2019;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 30 augustus 2019.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling op 9 september 2019 is verzoekster verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. De rechter heeft laten weten niet in de gelegenheid te zijn om te verschijnen. De gemachtigde van verzoekster heeft ter zitting pleitaantekeningen voorgedragen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer 6852321 RL EXPL 18-8523 tussen belanghebbende (hierna: de bank) en verzoekster.
2.2.
Verzoekster heeft blijkens het schriftelijke verzoek, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling, het volgende aan haar verzoek ten grondslag gelegd. Verzoekster heeft in de hiervoor vermelde zaak op 21 augustus 2019 om uitstel van de op 23 augustus 2019 geplande comparitie verzocht. Redengevend daarvoor was dat de bank zeven dagen voor die comparitie voor antwoord heeft geconcludeerd in de reconventionele procedure en daarbij verschillende producties in het geding heeft gebracht. Verzoekster was niet voldoende in de gelegenheid om voor de comparitie nog op die omvangrijke stukken te reageren en eventuele acties uit te voeren. Het niet uitstellen van de comparitie zou dus in strijd zijn met haar recht op een eerlijk proces. De rechter heeft het verzoek om uitstel echter afgewezen zonder die beslissing te motiveren. Daar komt bij dat de griffiemedewerker, die de beslissing op 22 augustus 2019 heeft doorgegeven aan het kantoor van de gemachtigde, ondanks toezeggingen daartoe, daarna niet bereikbaar bleek. Aan verzoekster is bovendien niet tijdig kenbaar gemaakt dat er gelegenheid zou worden geboden om later (aanvullend) te reageren op de conclusie van antwoord in reconventie. Dit is volgens verzoekster zo uitzonderlijk dat hierdoor in dit geval geobjectiveerd sprake is van een vrees voor vooringenomenheid.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoekster die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
3.2.
Verzoekster legt aan het verzoek – dat tijdig is ingediend – ten grondslag dat het ontbreken van een motivering bij de beslissing tot afwijzing van het uitstelverzoek, bezien in het licht van de overige onder 2.2 vermelde feiten en omstandigheden, een grond is voor wraking. De wrakingskamer overweegt dat uitgangspunt is dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich ertegen verzet dat de motivering van een beslissing als deze grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven. Daargelaten of het verzoek om uitstel ongemotiveerd is afgewezen en de griffier onbereikbaar is geweest zoals verzoekster stelt, kunnen de door verzoekster aangevoerde feiten en omstandigheden naar het oordeel van de wrakingskamer niet tot de conclusie leiden dat daarvan sprake is. Hieruit volgt dat het wrakingsverzoek niet toewijsbaar is. De wrakingskamer zal daarom beslissen zoals hierna vermeld.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• verzoekster p/a haar gemachtigde;
• de belanghebbende;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. J.A. van Steen, T.F. Hesselink en M.C. Ritsema van Eck-van Drempt in tegenwoordigheid van de griffier mr. T.A.E. Scheers en in openbaar uitgesproken op 23 september 2019.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.