In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 23 september 2019 het wrakingsverzoek van verzoeker afgewezen. Verzoeker had de wraking van rechter M.H. Rochat aangevraagd, omdat hij meende dat de motivering van de beslissing op zijn verzoek om een proces-verbaal (p-v) te verstrekken gebrekkig was. De wrakingskamer overwoog dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich ertegen verzet dat de motivering van een beslissing als grond voor wraking kan dienen. De wrakingskamer concludeerde dat de door verzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden niet voldoende waren om aan te nemen dat er sprake was van (de schijn van) partijdigheid van de rechter. Verzoeker had onder andere gesteld dat de rechter onwelwillend was tegenover zijn verzoek om het p-v en dat er sprake was van vooringenomenheid, maar de wrakingskamer oordeelde dat deze stellingen onvoldoende onderbouwd waren. De wrakingskamer benadrukte dat de juistheid van de rechterlijke beslissing op de incidentele vordering alleen kan worden beoordeeld als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. De beslissing van de wrakingskamer is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.