In deze zaak vordert eiser, een Polen die een geldwisselkantoor en goudhandel drijft, schadevergoeding van de Staat der Nederlanden. Eiser stelt dat op 31 mei 2017 op Schiphol een koffer met €393.200 aan contanten is ontvreemd. Hij verwijt de Koninklijke Marechaussee (KMAR) dat zij de camerabeelden van de bagageafhandeling niet heeft veiliggesteld en onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de diefstal. Eiser vraagt de rechtbank om te verklaren dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld en dat hij schadeplichtig is. De rechtbank beoordeelt of er sprake is van onrechtmatige daad en of er een causaal verband bestaat tussen de nalatigheid van de Staat en de schade van eiser. De rechtbank concludeert dat de Staat nalatig is geweest in het opvragen van de camerabeelden, maar dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd dat het geld daadwerkelijk in de koffer zat en dat het op Schiphol is weggenomen. De rechtbank wijst de vorderingen van eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten.