ECLI:NL:RBDHA:2019:1088

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 februari 2019
Publicatiedatum
8 februari 2019
Zaaknummer
09/857175-17
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van woningoverval met geweld en bedreiging

Op 11 februari 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van een woningoverval op 10 februari 2017 in Rijswijk. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op verschillende data, waarbij de officier van justitie, mr. S. van der Harg, de vordering heeft ingediend. De verdachte werd beschuldigd van het binnendringen van de woning van het slachtoffer, het toebrengen van geweld en het bedreigen van het slachtoffer met een taser. De rechtbank heeft de verklaringen van de officier van justitie en de verdediging zorgvuldig gewogen. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de feiten, terwijl de verdediging heeft gepleit voor vrijspraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte bij de overval te bewijzen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de tenlastegelegde feiten had begaan. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle beschuldigingen en gelastte de teruggave van in beslag genomen goederen aan de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/857175-17
Datum uitspraak: 11 februari 2019
Tegenspraak
(Promis vonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1974 te [geboorteplaats] ,
BRP- [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 6 juni 2018, 3 september 2018, 30 november 2018 (telkens pro forma) en 28 januari 2019 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S. van der Harg, en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. R. Haze, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 februari 2017 te Rijswijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (iPhone 5s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal
werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld bestond(en) uit
- het zich naar de woning van die [slachtoffer] begeven en/of (vervolgens) deze woning binnengaan/binnendringen en/of
- die [slachtoffer] tegen het lichaam duwen en/of aan het lichaam trekken en/of die [slachtoffer] de woning induwen en/of
- het geven van meerdere vuistslagen tegen het hoofd van die [slachtoffer] en/of
- het tonen van een taser en/of het in de nabijheid van die [slachtoffer] aanzetten van die taser en/of
- het houden van een taser bij de schouder en/of het hoofd van die [slachtoffer] en/of een taser tegen de schouder en/of het hoofd van die [slachtoffer] zetten en/of (vervolgens) een stroomstoot op/tegen de schouder en/of het hoofd geven en/of
- die [slachtoffer] vastpakken en/of opdragen/dwingen op de hurken te gaan zitten en/of (vervolgens) een trui, althans een kledingstuk, over het hoofd van die [slachtoffer] te trekken ten gevolge waarvan hem, die [slachtoffer] het zicht (deels) werd ontnomen en/of
- het die [slachtoffer] opdragen/dwingen de armen bij elkaar te brengen en/of (vervolgens) de armen met (een) tie-wrap(s) en/of een touw en/of (een) veter(s) vast te binden en/of
- het (meermalen) tegen die [slachtoffer] zeggen 'je weet waarvoor we komen, waar is het? Geef het aan ons, als de Columbianen komen ben je dood en krijg je een kogel door je kop' en/of 'we denken dat we de verkeerde hebben, we denken niet dat jij het bent. Maar als je het wel bent, weten we je te vinden en dan ben je dood' en/of 'als je liegt, ben je dood' en/of 'je bent nat gemaakt, dus je moet oppassen, omdat het heel veel pijn doet als je dan getaserd wordt', althans soortgelijke woorden van dreigende strekking en/of aard en/of
- het met een (natte) sjaal bij elkaar binden van de benen en/of
- het opdragen/dwingen van die [slachtoffer] om voor het bed plaats te nemen en/of (vervolgens) die [slachtoffer] met (een) tie-wrap(s) aan het spiraal van het bed vast te binden en/of
- het (meermalen) gieten van water over het hoofd van die [slachtoffer] en/of het (tegelijkertijd) plaatsen van een sok en/of doek in/over de mond van die [slachtoffer] ;
EN/OF
hij op of omstreeks 10 februari 2017 te Rijswijk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld en/of (een) goed(eren) van zijn/hun gading, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), met een of meer van zijn/haar mededader(s), althans alleen,
- zich naar de woning van die [slachtoffer] heeft/hebben begeven en/of (vervolgens) deze woning is/zijn binnengegaan/binnengedrongen en/of
- die [slachtoffer] tegen het lichaam heeft/hebben geduwd en/of aan het lichaam heeft/hebben getrokken en/of die [slachtoffer] de woning in heeft/hebben geduwd en/of
- die [slachtoffer] meerdere vuistslagen tegen het hoofd heeft/hebben gegeven en/of
- die [slachtoffer] een taser heeft/hebben getoond en/of een taser in de nabijheid van die [slachtoffer] heeft/hebben aangezet en/of
- een taser tegen de schouder en/of het hoofd van die [slachtoffer] heeft/hebben gezet en/of (vervolgens) een stroomstoot op/tegen de schouder en/of het hoofd heeft/hebben gegeven en/of
- die [slachtoffer] hebben opgedragen/gedwongen op de hurken te gaan zitten en/of (vervolgens) een trui, althans een kledingstuk, over het hoofd van die [slachtoffer] heeft/hebben getrokken ten gevolge waarvan hem, die [slachtoffer] , het zicht (deels) werd ontnomen en/of
- die [slachtoffer] heeft/hebben opgedragen/gedwongen de armen bij elkaar te brengen en/of (vervolgens) de armen met tie-wraps en/of touw en/of (een) veter(s) heeft/hebben vastgebonden en/of
- ( meermalen) tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd 'je weet waarvoor we komen, waar is het? Geef het aan ons, als de Columbianen komen ben je dood en krijg je een kogel door je kop' en/of 'we denken dat we de verkeerde hebben, we denken niet dat jij het bent. Maar als je het wel bent, weten we je te vinden en dan ben je dood' en/of 'als je liegt, ben je dood' en/of 'je bent nat gemaakt, dus je moet oppassen, omdat het heel veel pijn doet als je dan getaserd wordt', althans soortgelijke woorden van dreigende strekking en/of aard en/of
- met een (natte) sjaal de benen bij elkaar heeft/hebben gebonden en/of
- die [slachtoffer] heeft/hebben opgedragen/gedwongen voor het bed plaats te nemen en/of (vervolgens) die [slachtoffer] met tie-wraps aan het spiraal van het bed heeft/hebben vastgebonden en/of
- ( meermalen) water over het hoofd van die [slachtoffer] heeft/hebben gegoten en/of (tegelijkertijd) een sok en/of doek in/over de mond van die [slachtoffer] heeft/hebben geplaatst.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de feiten die aan de [verdachte] ten laste zijn gelegd. Zij beschouwt de verklaring van aangever [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) als een betrouwbare weergave van de gang van zaken tijdens de overval. Daarnaast heeft [verdachte] een motief voor het tenlastegelegde, omdat bij een eerdere inbraak in de [bedrijf] , die hij gebruikte en waar aangever werkt, vermoedelijk drugs en wapens zijn gestolen. Bovendien lijkt [verdachte] [slachtoffer] te zijn gevolgd naar diens woning en bevond hij zich tijdens de overval in de nabije omgeving van die woning. Enige tijd later heeft [medeverdachte] in een gesprek met [naam 1] gezegd dat [verdachte] in de woning van [slachtoffer] is geweest en dat het te maken had met de inbraak in de [bedrijf] . Tot slot is in de woning van [slachtoffer] een tie-wrap aangetroffen waarop zich DNA-materiaal van [medeverdachte] bevind. De tie-wrap zou afkomstig zijn uit de opslagbox aan de [straatnaam] die [verdachte] in gebruik heeft. Deze omstandigheden wijzen, samengenomen, [verdachte] aan als één van de drie personen die de overval op [slachtoffer] hebben gepleegd.
De officier van justitie heeft gevorderd dat [verdachte] wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaar, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geconcludeerd tot vrijspraak van het tenlastegelegde. De raadsman heeft aangevoerd dat uit het tapgesprek tussen [medeverdachte] en [naam 1] niet blijkt dat dit gesprek ging over de inbraak in de [bedrijf] en evenmin dat [verdachte] in de woning van aangever [slachtoffer] is geweest. Bovendien moet een andere persoon, met de [naam 2] , als verdachte worden gezien, omdat bij de eerdere inbraak in de [bedrijf] van [verdachte] enkele tassen met goederen van [naam 2] zijn weggenomen. Niet [verdachte] , maar [naam 2] had dus belang bij een onderzoek naar die inbraak. Verder acht de raadsman het veelzeggend dat [slachtoffer] tijdens de overval niet één van de overvallers heeft herkend als [verdachte] , terwijl [slachtoffer] en [verdachte] eerder fysiek contact hadden op het werk van [slachtoffer] .
3.3
De beoordeling van het bewijs
Aan [verdachte] is ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld van een mobiele telefoon (iPhone 5s) van [slachtoffer] en een poging tot afpersing van [slachtoffer] . Beide feiten zou hij in vereniging met een ander of anderen hebben gepleegd.
De rechtbank stelt bij de beoordeling voorop dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden gekwalificeerd indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [verdachte] een bijdrage heeft geleverd aan de tenlastegelegde feiten en, zo ja, hoe die bijdrage eruit heeft gezien.
Vaststaat dat [verdachte] en [medeverdachte] zich op 10 februari 2017 op enkele cruciale momenten in de omgeving bevonden van de woning van het slachtoffer [slachtoffer] aan [adres 2] te Rijswijk. De politie heeft onderzocht welke telefoonnummers [verdachte] en [medeverdachte] gebruikten en heeft de historische zendmastgegevens van die telefoonnummers vergeleken met de beschikbare zendmasten in de omgeving van de woning van [slachtoffer] . Verder is onderzocht op welke momenten en waar de voertuigen, die [verdachte] en [medeverdachte] gebruikten, zijn geregistreerd. Uit al deze gegevens blijkt het volgende.
  • [slachtoffer] bevond zich op die dag om 18.00 uur op zijn werk bij [bedrijf] Delft (gelegen aan het [adres 3] te Delft, hierna: [bedrijf] ). Op dat moment bevond [verdachte] zich, zo blijkt uit zijn telefoongegevens, in de directe omgeving van een zendmast aan de [straatnaam] te Delft. Deze zendmast bevindt zich op ongeveer één kilometer afstand van [bedrijf] en heeft ook de opslagbox van [verdachte] aan de [straatnaam] in Delft binnen zijn bereik. [medeverdachte] bevond zich op dat moment ook in de buurt, namelijk in de nabijheid van een zendmast aan de [straatnaam] in Delft. Ook deze zendmast is gelegen op een afstand van minder dan één kilometer van [bedrijf] .
  • Toen [slachtoffer] omstreeks 18.00 uur op weg ging naar zijn woning in Rijswijk, verplaatsten [verdachte] en [medeverdachte] zich ook naar Rijswijk. [medeverdachte] heeft daarbij deels een route gevolgd die vergelijkbaar is met de route die [slachtoffer] nam met het openbaar vervoer. Het voertuig, een Volkswagen Caddy met [kenteken] , dat in gebruik is bij [medeverdachte] wordt om 18.21 uur geregistreerd op de A13 ter hoogte van Rijswijk. Vervolgens wordt in de wijk waar [slachtoffer] woont een voertuig gesignaleerd dat sterke overeenkomsten vertoont met een voertuig dat toebehoort aan [medeverdachte] (18.28 uur).
  • [slachtoffer] is rond 18.32 uur gearriveerd bij zijn woning. Op datzelfde moment hebben [verdachte] en [medeverdachte] gedurende 13 seconden met elkaar gebeld, waarbij [medeverdachte] naar [verdachte] belt. Beiden maakten gebruik van een zendmast die de woning van [slachtoffer] binnen bereik had.
  • Om 18.49 uur hebben [verdachte] en [medeverdachte] weer met elkaar gebeld, nu gedurende 71 seconden, waarbij [verdachte] naar [medeverdachte] belt. Opnieuw maakten zij gebruik van een zendmast die de woning van [slachtoffer] binnen bereik had. Om 18.54 uur belt [medeverdachte] naar [naam 3] , die zich op dat moment op de snelweg bij Rijswijk bevond. [naam 3] belde om 19.00 uur met [naam 4] , een vriend van [verdachte] , [medeverdachte] en Jansen. [verdachte] en [medeverdachte] hadden opnieuw telefonisch contact met elkaar om 19.07 uur (14 seconden) en 19.13 uur (14 seconden). Beide keren belt [verdachte] uit naar [medeverdachte] . Ook nu maken de telefoons van [verdachte] en [medeverdachte] gebruik van een zendmast die de woning van [slachtoffer] binnen bereik had.
  • Om ongeveer 19.15 uur ontving de politie een telefonische melding van [slachtoffer] dat hij overvallen en mishandeld was.
Het feit dat [verdachte] en [medeverdachte] in de buurt van de woning van [slachtoffer] zijn geweest, is echter niet van doorslaggevende betekenis. Allereerst kan namelijk worden vastgesteld dat [verdachte] en [medeverdachte] ook in de periode voorafgaand aan 10 februari 2017 al in de omgeving van de woning van [slachtoffer] kwamen, [medeverdachte] zelfs al voordat sprake was van de inbraak in de [bedrijf] . Hun aanwezigheid in deze omgeving hoeft dus niet noodzakelijk samen te hangen met het feit dat [slachtoffer] daar woont. Daarnaast heeft [verdachte] verklaard niet met zekerheid te weten wat hij heeft gedaan die avond, maar dat hij in die periode wel met enige regelmaat samen is geweest met een vrouw die hij achter treinstation Hollands Spoor ophaalde. De rechtbank kan de juistheid van dit scenario niet uitsluiten. Daarbij komt dat het voorstelbaar is dat [verdachte] niet meer (exact) weet wat hij die avond heeft gedaan, omdat hij pas dertien maanden na de overval op [slachtoffer] is gehoord. Bovendien blijkt dat [verdachte] en [medeverdachte] gedurende de tijd dat de overval plaatsvond (tussen 18.32 en 19.15 uur) veelvuldig telefonisch contact met elkaar hebben gehad, in elk geval om 18.49 uur. Het is niet aannemelijk dat twee overvallers telefonisch contact met elkaar hebben als zij zich op dat moment in dezelfde woning bevinden. Als [verdachte] en [medeverdachte] al betrokken waren bij de overval, dan is het dus onaannemelijk dat zij beiden in de woning van [slachtoffer] zijn geweest.
De vraag die dan voorligt, is of de betrokkenheid van [verdachte] als medepleger bij de overval op [slachtoffer] wellicht kan worden afgeleid uit een combinatie van zijn hiervoor beschreven aanwezigheid in de directe nabijheid van de woning ten tijde van het delict, met
anderebewijsmiddelen. Daarover overweegt de rechtbank het volgende.
Weliswaar zou [verdachte] een motief kunnen hebben voor de overval omdat enkele goederen van hem zouden zijn gestolen bij een eerdere inbraak in de box van [bedrijf] , maar dat gegeven acht de rechtbank op zichzelf niet voldoende overtuigend. Er is in de eerste plaats onvoldoende gebleken wat de aard van de gestolen goederen zou kunnen zijn. Er worden wel vermoedens geuit dat het zou gaan om verdovende middelen en of wapens, maar daarvan is niets concreets gebleken. En in de tweede plaats heeft [verdachte] verklaard dat in zijn [bedrijf] zich enkele tassen bevonden van [naam 2] , die bij de inbraak zijn weggenomen. [naam 2] is naar aanleiding daarvan op (enig moment) verhaal komen halen bij [verdachte] , waarna [verdachte] de indruk had gekregen dat er wellicht ‘foute’ spullen in die tassen zaten. Dat betekent dat ook deze [naam 2] een motief kan hebben gehad voor de overval op [slachtoffer] .
Ten aanzien van het DNA-materiaal van [medeverdachte] dat is aangetroffen op de tie-wrap, is de rechtbank van oordeel dat daarvoor een niet onaannemelijke verklaring is gegeven. [medeverdachte] heeft (ook in zijn verklaring als getuige in de zaak van [verdachte] ) verklaard dat het niet vreemd is dat zijn DNA op een tie-wrap is aangetroffen, omdat dergelijke tie-wraps vaak worden gebruikt bij het sleutelen aan motoren in de opslagbox van [verdachte] aan de [straatnaam] in Delft. In die box komen veel verschillende personen en iedereen gebruikt elkaars gereedschappen en materialen. Die verklaring wordt ondersteund door de getuigenverklaringen die [verdachte] , Jansen en [naam 1] hebben afgelegd bij de rechter-commissaris. Daarbij heeft [medeverdachte] verklaard dat de tie-wraps, die gebruikt worden bij het klussen, uit een pak komen. [slachtoffer] heeft gelijkluidend verklaard en gezegd dat de tie-wraps, die bij de overval gebruikt zijn, uit een zak kwamen. Tot slot vindt de verklaring van [medeverdachte] ook steun in het feit dat op de inbeslaggenomen tie-wrap een DNA-mengprofiel is aangetroffen van minimaal drie personen. Mogelijke donoren zijn [slachtoffer] , [medeverdachte] en een of meer andere personen. Weliswaar kan hieruit worden afgeleid dat degenen die [slachtoffer] hebben overvallen vermoedelijk uit de kring van personen komt die toegang hebben gehad tot de opslagbox van [verdachte] aan de [straatnaam] in Delft (waar [medeverdachte] eveneens regelmatig verbleef), maar niet kan worden vastgesteld dat het nu juist
[verdachte]moet zijn geweest die in de woning is geweest en deze tie-wraps heeft gebruikt. Het getapte gesprek tussen [medeverdachte] en [naam 1] , dat op 23 februari 2018 plaatsvond, waarin zou zijn gezegd dat [verdachte] in de woning is geweest, maakt dit laatste niet anders. Anders dan de officier van justitie heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat uit dit gespreksverslag niet eenduidig blijkt dat [verdachte] in de woning van [slachtoffer] is geweest. Daarvoor is immers vereist dat daaraan in redelijkheid niet valt te twijfelen. Tijdens het gesprek hebben [medeverdachte] en [naam 1] met elkaar gesproken in het Papiaments. Op meerdere plaatsen in het gespreksverslag heeft de vertaler aangegeven het gesprokene niet te kunnen verstaan. Verder worden de daarin genoemde gebeurtenissen en personen in zeer bedekte termen besproken. Zo blijkt onvoldoende dat het gaat over de inbraak in de [bedrijf] van [verdachte] in december 2016. Ook blijkt niet waarom [medeverdachte] en [naam 1] het twaalf maanden later nog over die gebeurtenis zouden hebben. Bovendien volgt uit het gesprek niet dat [medeverdachte] uit eigen wetenschap verklaart. Hij vertelt daarin wat hij naar eigen zeggen van [verdachte] (aangeduid met de [bijnaam] ) zou hebben gehoord. Het gesprek bevat geen aanwijzingen dat [medeverdachte] daarin uit eigen wetenschap vertelt. Uit het gespreksverslag blijkt dan ook onvoldoende dat [verdachte] daadwerkelijk in de woning van [slachtoffer] is geweest.
Gelet op al het voorgaande in onderlinge samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat niet zonder redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat [verdachte] een van de overvallers is geweest in de woning van [slachtoffer] . Het dossier bevat verder geen aanwijzingen dat [verdachte] als initiator of op enige andere wijze nauw en bewust heeft samengewerkt met de drie personen in de woning. Dit alles leidt tot de conclusie dat de tenlastegelegde feiten niet kunnen worden bewezen, zodat de rechtbank [verdachte] daarvan zal vrijspreken.

4.De inbeslaggenomen goederen

4.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat van de in beslag genomen goederen voorwerp nummer 4 (een wit papier met daarop namen van politieambtenaren, rechters en de officier van justitie) wordt vernietigd en de overige voorwerpen aan [verdachte] worden geretourneerd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht alle in beslag genomen voorwerpen aan [verdachte] te retourneren.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op het papier met namen (voorwerp 4) staan namen die kennelijk zijn afgeleid uit het procesdossier. Die informatie blijft ook na vernietiging van het papier voor [verdachte] toegankelijk. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om het papier te vernietigen. Bovendien wordt niet voldaan aan de eisen van onttrekking aan het verkeer nu [verdachte] zal worden vrijgesproken. De rechtbank zal daarom de teruggave gelasten van alle in beslag genomen voorwerpen aan [verdachte] .

5.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
gelast de teruggave aan verdachte van de op de beslaglijst onder 1 tot en met 11 genummerde voorwerpen, te weten:
  • 1.00 STK Telefoontoestel, Kl: zwart, SAMSUNG sm-J530f;
  • 3.00 STK Kabel; 3 x micro USB oplaadkabel 3;
  • 1.00 STK Telefoontoestel, Kl: oranje, L8STAR, bm10;
  • 1.00 STK Papier Kl: wit, met diverse namen politieambtenaren en ovj;
  • 1.00 STK Kaart, Kl: wit LYCAMOBILE, simkaart;
  • 1.00 STK USB stick, Kl: blauw, HP4gb;
  • 1.00 STK Kaart Kl: wit, LYCAMOBILE, simkaart;
  • 1.00 STK Kaartlezer, Kl: wit, BANO SIM, simkaarthouder;
  • 1.00 STK Telefoontoestel, K1:blauw, L8STAR, bm10;
  • 1.00 STK Kaart, Kl: wit, plastic kaartje met tekst: puk 4686702;
  • 1.00 STK Kaart, Kl: wit, plastic kaartje met tekst pin: 000 puk: 50407541.
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.F.H. van Eijk, voorzitter,
mr. A.P. Sno, rechter,
mr. B.A. Sturm, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. N.M.E. Oudshoorn, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 februari 2019.

Voetnoten

1.PV, p. 206.