In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 oktober 2019 een beschikking gegeven over de erkenning van een Thaise adoptie en de inschrijving van de geboorteakte van een minderjarige. Verzoekers, [Y] en [X], hebben een verzoek ingediend tot erkenning van de 'Registration of Adoption' van de gemeente [plaatsnaam], Thailand, en om deze om te zetten in een sterke adoptie. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker de Nederlandse nationaliteit heeft, verzoekster zowel de Nederlandse als Thaise nationaliteit bezit, en de minderjarige de Thaise nationaliteit heeft. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de relevante correspondentie en stukken die door de verzoekers en de ambtenaar van de burgerlijke stand zijn ingediend.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om op het verzoek te beslissen, aangezien verzoeker in Nederland woont en het de bedoeling is dat zijn vrouw met de minderjarige naar Nederland komt. De rechtbank heeft vervolgens de erkenning van de Thaise adoptie beoordeeld aan de hand van artikel 10:108 BW. Aangezien de adoptie in Thailand is uitgesproken door een bevoegde autoriteit en de vereisten voor erkenning zijn voldaan, heeft de rechtbank het verzoek tot erkenning van de Thaise adoptie toegewezen.
Daarnaast heeft de rechtbank de inschrijving van de geboorteakte van de minderjarige gelast, die in Thailand is opgemaakt. Het verzoek tot omzetting van de adoptie naar Nederlands recht is afgewezen, omdat de minderjarige nog niet in Nederland woont. De rechtbank heeft de verzoekers ook geïnformeerd dat de naamswijzigingen van de minderjarige op basis van het Nederlandse recht erkend dienen te worden. De beschikking is uitgesproken door de kinderrechters J.M. Vink, J.T.W. van Ravenstein en J.C. Sluymer, bijgestaan door griffier mr. P. Hillebrand.