ECLI:NL:RBDHA:2019:1069

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2019
Publicatiedatum
7 februari 2019
Zaaknummer
09.837022-18
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van schennis van de eerbaarheid op privéterrein

Op 7 februari 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van schennis van de eerbaarheid, zoals omschreven in artikel 239 van het Wetboek van Strafrecht. De zaak vond plaats in het kader van een onderzoek dat begon tijdens een terechtzitting op 24 januari 2019. De officier van justitie, mr. R.P. Peters, had gevorderd dat de verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van vijf jaren en een bijzondere voorwaarde om niet betrokken te zijn bij activiteiten met kinderen. De tenlastelegging betrof een incident op 20 juni 2017 te Woerdense Verlaat, waar de verdachte naar verluidt naakt rondliep op een groenstrook achter een parkeerterrein, terwijl een agent van de politie daar getuige van was.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte zich bevond op een door hem gehuurde groenstrook die niet zichtbaar was vanaf de openbare weg. De verdachte verklaarde dat hij zijn zwembroek had uitgespoeld en deze even wilde laten drogen. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldiging van schennis van de eerbaarheid, omdat de verdachte niet opzettelijk het delict had gepleegd en zich niet op een voor het openbaar verkeer bestemde plaats bevond. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de rechters E.J. van As, B. Hammer en N.I.S. Wallet, en werd openbaar uitgesproken in de zitting van 7 februari 2019. De rechtbank benadrukte dat de verdachte niet wettig en overtuigend schuldig was aan de hem ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/837022-18
Datum uitspraak: 7 februari 2019
Tegenspraak

(Vonnis)

De rechtbank Den Haag heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte]

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] .

De terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 24 januari 2019.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J.C. Dekkers, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. R.P. Peters heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaren en als bijzondere voorwaarde: niet betrokken zijn bij activiteiten met kinderen. De officier van justitie is bij haar vordering ervan uitgegaan dat de onderhavige zaak zou worden gevoegd bij de zaak met parketnummer 09/852272-13 (de gevorderde straf ziet op beide zaken) hetgeen niet is gebeurd.

De tenlasteleggingAan de verdachte is ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 20 juni 2017 te Woerdense Verlaat, gemeente Nieuwkoop, de eerbaarheid heeft geschonden op een niet openbare plaats, te weten op een groenstrook/in de bossages grenzend aan/achter het parkeerterrein van de [naam bedrijf] aan de [adres 2] , terwijl een ander, te weten [slachtoffer] , hoofdagent van politie-eenheid Den Haag, daarbij zijns ondanks tegenwoordig was, door daar geheel naakt, althans met ontbloot geslachtsdeel rond te lopen, althans te vertoeven;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 juni 2017 te Woerdense Verlaat, gemeente Nieuwkoop, de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten op de groenstrook achter/grenzend aan het parkeerterrein van [naam bedrijf] aan de
groenstrook achter/grenzend aan het parkeerterrein van [naam bedrijf] aan de [adres 2] , door aldaar geheel naakt, althans met onbloot geslachtsdeel, rond te lopen alhans te vertoeven;
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 juni 2017 te Woerdense Verlaat, gemeente Nieuwkoop, zich buiten een door de gemeenteraad als geschikt voor ongeklede openbare recreatie aangewezen plaats ongekleed heeft bevonden op of aan een voor het openbaar verkeer bestemde plaats die voor ongeklede recreatie niet geschikt is, te weten, op de groenstrook achter/grenzend aan het parkeerterrein van [naam bedrijf] aan de [adres 2] , Woerdense Verlaat, gemeente Nieuwkoop.

Vrijspraak

De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de aan de verdachte ten laste gelegde schennis van de eerbaarheid, zoals omschreven in artikel 239 van het Wetboek van Strafrecht, om de hierna volgende redenen niet bewezen kan worden verklaard.
Uit het dossier blijkt dat de verdachte zich bevond op een door hem gehuurde groenstrook achter het parkeerterrein van een [naam bedrijf]. Dit privéterrein was niet zichtbaar vanaf de openbare weg en de verdachte die zich hierop bevond dus ook niet. De wijkagent die onaangekondigd dit privéterrein opliep heeft het volgende gerelateerd. De verdachte waande zich kennelijk alleen en was bezig was met werkzaamheden in het kader van zijn onderneming. Toen de verdachte de wijkagent zag, schrok de verdachte enigszins en deed hij snel zijn kleren aan.
De verdachte heeft verklaard dat hij zijn zwembroek had uitgespoeld en even wilde laten drogen en dat hij schrok van het onaangekondigde bezoek van de wijkagent.
Wat er ook zij van de overige in het genoemde artikel genoemde bestanddelen, uit de aanwezige bewijsmiddelen blijkt niet dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het plegen van het primair dan wel subsidiair genoemde delict zodat de verdachte reeds om die reden dient te worden vrijgesproken. Ook van het meer subsidiair ten laste gelegde feit zal de verdachte worden vrijgesproken nu, zoals hiervoor overwogen, de verdachte zich niet bevond op of aan een
voor het openbaar verkeer bestemde plaats.

De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.J. van As, voorzitter,
mr. B. Hammer, rechter,
mr. N.I.S. Wallet, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Molenaar, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 februari 2019.
Mr. N.I.S. Wallet is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.