Uitspraak
(Vonnis)
[verdachte]
De terechtzitting
De tenlasteleggingAan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Vrijspraak
voor het openbaar verkeer bestemde plaats.
Rechtbank Den Haag
Op 7 februari 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van schennis van de eerbaarheid, zoals omschreven in artikel 239 van het Wetboek van Strafrecht. De zaak vond plaats in het kader van een onderzoek dat begon tijdens een terechtzitting op 24 januari 2019. De officier van justitie, mr. R.P. Peters, had gevorderd dat de verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van vijf jaren en een bijzondere voorwaarde om niet betrokken te zijn bij activiteiten met kinderen. De tenlastelegging betrof een incident op 20 juni 2017 te Woerdense Verlaat, waar de verdachte naar verluidt naakt rondliep op een groenstrook achter een parkeerterrein, terwijl een agent van de politie daar getuige van was.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte zich bevond op een door hem gehuurde groenstrook die niet zichtbaar was vanaf de openbare weg. De verdachte verklaarde dat hij zijn zwembroek had uitgespoeld en deze even wilde laten drogen. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldiging van schennis van de eerbaarheid, omdat de verdachte niet opzettelijk het delict had gepleegd en zich niet op een voor het openbaar verkeer bestemde plaats bevond. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de rechters E.J. van As, B. Hammer en N.I.S. Wallet, en werd openbaar uitgesproken in de zitting van 7 februari 2019. De rechtbank benadrukte dat de verdachte niet wettig en overtuigend schuldig was aan de hem ten laste gelegde feiten.