ECLI:NL:RBDHA:2019:1068

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2019
Publicatiedatum
7 februari 2019
Zaaknummer
09.852272-13
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in ontuchtzaak met minderjarige na kinderfeestje

Op 7 februari 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met een minderjarige. De zaak betrof een incident dat plaatsvond op 24 augustus 2013 tijdens een kinderfeestje in Woerdense Verlaat, waar de verdachte, die een onderneming had, de leiding over had. De tenlastelegging omvatte verschillende handelingen die de verdachte zou hebben verricht ten opzichte van het slachtoffer, dat op dat moment 16 jaar oud was. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van drie maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van vijf jaar en een bijzondere voorwaarde om niet betrokken te zijn bij activiteiten met kinderen.

Tijdens de terechtzitting op 24 januari 2019 werd de verdachte bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. J.C. Dekkers. De rechtbank heeft het dossier en de verklaringen van de betrokkenen zorgvuldig bestudeerd. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen. De verdachte had verklaard dat hij niet bewust naast het slachtoffer was gaan liggen en dat de handelingen die in de tenlastelegging stonden, niet als ontuchtige handelingen konden worden gekwalificeerd. De rechtbank oordeelde dat de handelingen, zoals het kriebelen van de rug en het omhelzen, niet een seksuele strekking hadden die in strijd was met de sociaal-ethische norm.

Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij de beschuldigingen had begaan. Dit vonnis werd uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, mr. J.M. Molenaar, en is op 7 februari 2019 openbaar gemaakt.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/852272-13
Datum uitspraak: 7 februari 2019
Tegenspraak

(Vonnis)

De rechtbank Den Haag heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] .

De terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 24 januari 2019.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J.C. Dekkers, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. R.P. Peters heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaren en als bijzondere voorwaarde: niet betrokken zijn bij activiteiten met kinderen. De officier van justitie is bij haar vordering ervan uitgegaan dat de onderhavige zaak zou worden gevoegd bij de zaak met parketnummer 09/837022-18 (de gevorderde straf ziet op beide zaken) hetgeen niet is gebeurd.

De tenlasteleggingAan de verdachte is ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 24 of 25 augustus 2013 te Woerdense Verlaat, gemeente Nieuwkoop met [slachtoffer] , geboren op 21 mei 2001, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit
- het naast die [slachtoffer] gaan liggen in een donkere tent, en/of;
- het in de oren van die [slachtoffer] fluisteren van 'snoezepoes', en/of;
- het op de rug kriebelen van die [slachtoffer] , en/of;
- het omhelzen/vastpakken van die [slachtoffer] , en/of;
- het slaan van een arm over de borst van die [slachtoffer] .
Vrijspraak
De rechtbank overweegt het volgende. Uit het dossier blijkt dat op 24 augustus 2013 een kinderfeestje plaatsvond onder leiding van de verdachte die een onderneming heeft genaamd ‘ [bedrijf] ’, gevestigd in Woerdense Verlaat. Bij dit kinderfeestje waren, behalve de verdachte, ook twee volwassenen (vaders) aanwezig. Overdag (na 17.00 uur) werd een tent gebouwd waarin iedereen die nacht bleef slapen. Bij dit feestje was ook de in de tenlastelegging genoemde minderjarige [slachtoffer] aanwezig. Hetgeen in de tenlastelegging is opgenomen, ziet op het moment dat iedereen ging slapen, naast elkaar in één zelfgebouwde tent. De verdachte lag naast [slachtoffer] .
Uit het dossier, met name het studioverhoor en de verklaring van de verdachte, blijkt niet dat de verdachte (bewust) naast [slachtoffer] is gaan liggen. Evenmin blijkt dat de verdachte [slachtoffer] in zijn oren heeft gefluisterd (‘snoezepoes’ of iets dergelijks) op het moment dat zij naast elkaar lagen. Tot slot blijkt ook niet dat de verdachte [slachtoffer] heeft omhelsd en vastgepakt op het moment dat zij naast elkaar lagen. Voor zover in andere verhoren hierover anders is verklaard betreft dit verklaringen van horen zeggen, waaraan de rechtbank in dit verband geen bewijswaarde toekent.
[slachtoffer] heeft verklaard dat de verdachte op een gegeven moment een arm over zijn borst heeft gelegd. De verdachte heeft in zijn verklaring niet uitgesloten dat hij op enig moment (in zijn slaap) een arm over de borst van [slachtoffer] heeft geslagen, maar heeft verklaard dat dit niet bewust is gebeurd. [slachtoffer] heeft voorts verklaard dat de verdachte over zijn rug heeft gekriebeld toen hij niet in slaap kon komen, maar dat hij, [slachtoffer] , daar geen probleem in zag. De verdachte heeft verklaard dat het klopt dat hij [slachtoffer] op zijn rug heeft gekriebeld, tussen zijn schouderbladen. De verdachte zou dit hebben gedaan omdat [slachtoffer] moeilijk in slaap kon komen. De verdachte zou dit bij zijn eigen kinderen in voorkomende gevallen ook hebben gedaan.
Alle omstandigheden in acht nemend is de rechtbank van oordeel dat het door de verdachte op enig moment kriebelen over de rug van [slachtoffer] niet valt aan te merken als een ontuchtige handeling, in die zin dat dit een handeling zou betreffen met een seksuele strekking die in strijd is met de sociaal ethische norm. Ditzelfde geldt naar het oordeel van de rechtbank indien zou worden aangenomen dat de verdachte op enig moment, voor of na dat kriebelen, al dan niet bewust, een arm over de borst van [slachtoffer] zou hebben geslagen. Er zijn namelijk in de bewijsmiddelen onvoldoende aanknopingspunten voorhanden voor de conclusie dat deze handelingen, ook in onderlinge samenhang bezien, een seksuele strekking hebben in strijd met de sociaal ethische norm.
De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het tenlastegelegde.

De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.J. van As, voorzitter,
mr. B. Hammer, rechter,
mr. N.I.S. Wallet, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Molenaar, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 februari 2019.
Mr. N.I.S. Wallet is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.