Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[gedaagde sub 1] te [plaats 2] ,
DE NATIONALE POLITIEte Den Haag,
ACHMEA PENSIOEN EN LEVENSVERZEKERINGEN N.V.te Apeldoorn,
1.De procedure
- de dagvaarding van 8 november 2017, met achttien producties,
- de conclusie van antwoord, met acht producties,
- het vonnis van 7 maart 2018, waarbij een comparitie van partijen is gelast,
- het proces-verbaal van comparitie van 5 februari 2019,
- het proces-verbaal van comparitie van 25 maart 2019 en de daarin genoemde stukken.
2.De feiten
Partijen
“Vanuit Amerika komen ongeveer 150 “opruimers” naar Europa. Naar NL komen er ook en er zijn al een aantal in NL. Waar ze verblijven is onbekend. Ze zijn rood/wit en komen orde op zaken stellen zodat de Angels de macht weer terug krijgen bij de handel in coke. Bandidos en Satudarah werken samen. Ze houden zich bezig met drugs en afpersing. Vooral afpersing komt op dit moment erg veel voor. Ik heb deze persoon voorgesteld met [xx] te gaan praten. Daarin heeft de persoon nog geen vertrouwen omdat volgens de persoon een aantal politiemensen fout zijn. De persoon wil er over denken en komt er nog op terug.”
“Men is met hem naar het ziekenhuis gegaan, alwaar gezegd werd dat hij fysiek in prima conditie verkeerde. Hij is geen gevaar voor zich zelf of voor anderen. De Belgische collega kon het echter niet over zijn hart verkrijgen om hem daar “los” te laten en verzocht of wij hem konden overnemen om hem alsnog aan te bieden aan het ziekenhuis alhier. Ik heb de collega laten weten dat indien hij daar in orde bevonden is en hij zonder problemen weer de straat op kon, dat ze dat dat ook moesten doen en dat wij hem in ieder geval niet zouden overnemen. Hij was niet geheel tevreden over deze oplossing……Eea kortgesloten met […] .”
“in [plaats 3] lopen een verwarde rond van in de 30, zegt dat hij [naam] heet uit Venezuela, wilde na aanbellen mijn woning binnen lopen, heeft donkere krulletje maar boven op een ronde kale plek, lichtblauwe broek en beige trui. Of hij is niet helemaal in orde of heeft drugs gebruikt. Stond zonder mijn toestemming op mijn gang end eed 2 pogingen voor verder te lopen. Nadat mijn vriend erbij kwam ging hij naar buiten. Praat onsamenhangend.”
“Geenbijzh. op bewoners”.
“een mijnheer uit de buurt”aan de overkant van de straat loopt waarop de dader (op het fietspad) loopt. De meldkamer heeft gevraagd:
“U kent hem niet he die jongen”?, waarop [B] geantwoord heeft:
“Nee, nog nooit gezien”en, nadat dit antwoord bevestigd is, op de vraag:
”U weet ook niet waarom hij dit gedaan heeft?”geantwoord:
“Nee. Het lijkt alsof hij heel verward is in ieder geval.”en later:
“Hij is wat schietbewegingen aan het maken en met vuurwerk aan het gooien. Dat is het net aan het doen alsof he”.
“zojuist vuurwerk”was gegooid tegen een woning, [adres] . Tevens heeft de meldkamer meegedeeld dat er op dat moment iemand achteraan loopt en heeft hij het signalement van de dader (“
Een jongen in eh een witte trui, hm een getinte man met een witte Hoody spijkerbroek”) doorgegeven. [gedaagde sub 1] heeft gemeld dat hij ter plaatse zou gaan.
“Oké..Ja…Bedankt. Ik heb nog steeds dat die persoon met te voe[t] verder gaat Rijksweg Zuid waar je naar [plaats 3] kan. Nu richting randweg.”en [gedaagde sub 1] meldt dat hij zo daar is. Vanuit de meldkamer werd gevraagd of de surveillance eenheid uit één of meerdere personen bestond. [gedaagde sub 1] heeft meegedeeld dat hij solo surveilleerde. De meldkamer heeft een tweede eenheid (16.01) gestuurd om ook ter plaatse te gaan.
“Ja. Getinte man met een witte hoody en een spijkerbroek over. En de melder is samen met een buurtbewoner aan de overzijde van de weg, dus aan de andere kant als ware waar die persoon, volgt ie hem.”
“Fractuur aan rechter bovenbeen, gebroken bovenbeen met meerdere losse fragmenten. Letsel linker enkel, weke delen letsel, geen ossaal of neurologisch letsel. Kapotte huid en onderliggende structuren, maar geen letsel van bot of zenuwen. Gering bloedverlies. Genezingsverwachting: revalidatie/tevens onduidelijk of neurologisch volledig functie behouden.”Onder bijzondere mededelingen is vermeld:
“aangaande geestestoestand, gaarne overleg met betrokken psychiater.”In het medisch dossier is vermeld dat sprake is van een acuut psychotisch toestandsbeeld. Postoperatief is [eiser] bewaakt door de politie en is psychiatrie in consult gevraagd. Een psychotisch toestandsbeeld is geconstateerd en medicamenteuze afspraken zijn gemaakt. Gedurende opname was sprake van progressieve agitatie en agressie waarbij [eiser] nauwelijks te controleren was.
breakdancingniet meer uitoefenen en doet momenteel aan Braziliaanse jiujitsu. Hij volgt ook een interne opleiding tot ervaringsdeskundige in een GGZ-instelling.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Inleiding
“a. om een persoon aan te houden ten aanzien van wie redelijkerwijs mag worden aangenomen dat hij een voor onmiddellijk gebruik gereed zijnd vuurwapen bij zich heeft en dit tegen personen zal gebruiken; b. om een persoon aan te houden die zich aan zijn aanhouding, voorgeleiding of andere rechtmatige vrijheidsbeneming tracht te onttrekken of heeft onttrokken, en die wordt verdacht van of is veroordeeld wegens het plegen van een misdrijf 1°. waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, en 2°. dat een ernstige aantasting vormt van de lichamelijke integriteit of de persoonlijke levenssfeer, of 3°. dat door zijn gevolg bedreigend voor de samenleving is of kan zijn.”
“Redelijkerwijs’ zal ingevuld moeten worden met de inhoud van de melding, de verklaring van getuigen, de controleerbare kennis van de politie over de vuurwapengevaarlijkheid van de aan te houden persoon etc.”. De rechtbank merkt op dat gedaagden terecht hebben aangevoerd dat de genoemde omstandigheden indicatief zijn. Wat betreft artikel 7 lid 1 onder b van de Ambtsinstructie wordt in deze aanwijzing verder per onderdeel verwezen naar in de Nota van Toelichting bij de Ambtsinstructie genoemde voorbeelden van misdrijven en omstandigheden. Ook dit, er is immers sprake van voorbeelden, is naar het oordeel van de rechtbank indicatief.
briefingsen dat er een draagplicht van veiligheidsvesten door politieagenten was ingevoerd. De agenten waren voorts uitdrukkelijk geïnstrueerd op hun eigen veiligheid en die van andere agenten te letten. Gedaagden hebben tevens gewezen op de omstandigheid dat [gedaagde sub 1] op 22 mei 2015 getipt was dat zogenoemde ‘opruimers’ van motorbendes naar Nederland gekomen waren om orde op zaken te stellen en dat die ook in Nederland waren (zie de hiervoor in 2.4 genoemde mutatie die [gedaagde sub 1] heeft ingevoerd). Deze aan [gedaagde sub 1] op 31 mei 2015 bekende contextgebonden informatie weegt de rechtbank mee in haar beoordeling.
“zojuist vuurwerk”was gegooid tegen een woning, gelegen aan de [adres] . Die melding maakt dat [gedaagde sub 1] , gezien het geweld waarmee de regio en ook hijzelf eerder in 2015 en daarvóór te maken heeft gehad en de tip die hij had gekregen, rekening heeft kunnen en moeten houden met de mogelijkheid dat sprake was van OMG-gerelateerd geweld.
“Oké ja bedankt”niet mogen opvatten als een (geverifieerde) bevestiging van zijn mededeling. Dit alles maakt dat [gedaagde sub 1] bij aankomst ter plaatse, anders dan gedaagden stellen, er niet vanuit mocht gaan dat sprake was van een gerichte aanslag aan de [adres] en ook niet dat de dader vuurwapengevaarlijk was. Wel moest hij rekening houden met de
mogelijkheiddat op het genoemde adres OMG-gerelateerd geweld was gepleegd.
“(…) Ter plaatse gekomen op de kruising van de Oude Rijksweg Zuid en de Randweg (N276) zag hij links van de weg twee mannen staan. Aan de andere kant van de weg stond een man die voldeed aan het eerder opgegeven signalement. [gedaagde sub 1] parkeerde bewust zijn dienstvoertuig 16.80 tussen de verdachte en de twee burgers in, zodat deze kon dienen als een buffer.
hoodiebewoog. Ook heeft hij later gezien, na het waarschuwingsschot, dat [eiser] zijn rechterhand bij zijn heup onder zijn
hoodiestak en dat hij niet reageerde op het waarschuwingsschot maar iets naar hem is toegedraaid.
hoodieacht de rechtbank daarvoor in de gegeven situatie onvoldoende. Ook als de wetenschap en ervaring van [gedaagde sub 1] met het eerdergenoemde OMG-gerelateerde geweld mede worden betrokken, acht de rechtbank zonder een dergelijke concrete aanwijzing het gedrag van [eiser] onvoldoende voor de conclusie dat [gedaagde sub 1] er redelijkerwijs van mocht uitgaan dat [eiser] een vuurwapen bij zich had (waaronder mogelijk een handgranaat) en dat ook tegen personen wilde gaan gebruiken. De rechtbank acht mede van belang dat [eiser] voor [B] , als aanwezige getuige, heel verward heeft geleken. [B] en [C] hebben blijkens het berichtenverkeer met de meldkamer zélf niet gedacht aan vuurwapenbezit. Daarover hebben zij pas gesproken nadat er politieassistentie voor [gedaagde sub 1] gekomen was. Dat [B] en [C] niet de ervaring met en informatie over OMG-geweld hadden, die [gedaagde sub 1] wel had, doet aan hun objectieve observaties op dat moment niet af. Die omstandigheid maakt dan ook niet dat het gedrag van [eiser] voor [gedaagde sub 1] , gegeven de mogelijkheid van OMG geweld waarmee hij rekening moest houden, wel objectief waarneembaar redelijkerwijs duidde op vuurwapenbezit. Ten slotte zijn de agenten [agent 1] en [agent 2] pas later ter plaatse gekomen, toen [gedaagde sub 1] en [eiser] zich in het veld bevonden en [eiser] op de grond lag, en [gedaagde sub 1] zijn vuurwapen op [eiser] gericht had. Hun inschatting op dát moment biedt, anders dan gedaagden stellen, onvoldoende steun voor de conclusie dat [gedaagde sub 1] op een éérder moment bevoegd zijn vuurwapen tegen [eiser] mocht gebruiken.
Toets aan artikel 7 lid 1 sub b van de Ambtsinstructie (onttrekken aan aanhouding)
in de vorm van een pistoolvoor een vuurwapen had aangezien en,
voor het schieten,sprake was van verzet, agressief gedrag en bedreiging van de verdachte dat hij de schutter zou doodschieten. [eiser] heeft zich zeker verzet, getuige de worsteling die heeft plaatsgevonden, maar dit was pas nadat de schoten waren gelost.