In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Den Haag, hebben eiseressen, bestaande uit vier partijen, een verzoek ingediend om de deuren te sluiten tijdens de getuigenverhoren van getuigen A en B. Dit verzoek is gebaseerd op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de getuigen, die in het verleden gevaar hebben ondervonden door het afleggen van getuigenverklaringen. Eiseressen wijzen op de eerdere situatie van getuige A, die in 1995 moest vluchten naar een ander land vanwege de gevolgen van zijn verklaring. Gedaagden, bestaande uit vier vennootschappen, hebben echter aangegeven dat zij de voorkeur geven aan een openbare behandeling van de zaak, in lijn met het beginsel van openbaarheid van rechtspraak. De rechter-commissaris heeft de zorgen van eiseressen als onvoldoende objectief en concreet beoordeeld om een uitzondering op de openbaarheid te rechtvaardigen. De rechter-commissaris heeft wel een mededelingsverbod opgelegd aan aanwezigen tijdens de verhoren, om de namen van de getuigen en de namen die zij noemen te beschermen. De beslissing om het verzoek tot sluiting van de deuren af te wijzen, is genomen met inachtneming van de fundamentele principes van openbaarheid van de rechtsgang, zoals vastgelegd in de Grondwet en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.