ECLI:NL:RBDHA:2019:10492

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 oktober 2019
Publicatiedatum
7 oktober 2019
Zaaknummer
AWB 19 / 3300 en 19 / 3301
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake mvv-aanvraag voor Afghaanse eisers met rechtmatig verblijf in Nederland

In deze zaak hebben eisers, Afghaanse nationaliteit, beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin hun aanvragen voor machtigingen tot voorlopig verblijf (mvv’s) zijn afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers reeds rechtmatig in Nederland verblijven, nadat familieleden op basis van de Dublinverordening zijn toegelaten. De rechtbank heeft op 4 september 2019 de zitting gehouden, waarbij eisers vertegenwoordigd waren door hun gemachtigde, mr. M.H. Steenbergen, en de staatssecretaris niet ter zitting verscheen. De rechtbank overweegt dat de aanvraag voor mvv’s niet leidt tot een gunstigere positie voor eisers, aangezien zij al in Nederland zijn en asiel hebben aangevraagd. De rechtbank concludeert dat eisers geen procesbelang hebben bij de beoordeling van hun beroepen, omdat de mvv-aanvraag hen niet in een betere positie zal brengen dan hun huidige rechtmatige verblijf. De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, en mr. W.H. Mentink, griffier, en is op 3 oktober 2019 gepubliceerd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummers: AWB 19/3300 en AWB 19/3301

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1], eiseres
[naam 2], eiser
alsmede de minderjarige kinderen;
[naam 3],
[naam 4],
[naam 5],
[naam 6],
hierna gezamenlijk: eisers
(gemachtigde: mr. M.H. Steenbergen),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eisers hebben beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 17 juli 2019 (het bestreden besluit).
Verweerder heeft op 13 augustus 2019, 30 augustus 2019 en 3 september 2019 verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 september 2019 Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verder zijn verschenen [naam 7], referente en D. Madjlessi, tolk. Verweerder is, met voorafgaand bericht, niet ter zitting verschenen.

Overwegingen

1. Eisers hebben de Afghaanse nationaliteit. Op 20 december 2017 heeft referente, de dochter respectievelijk (pleeg)zus van eisers, namens eisers verzoeken ingediend voor machtigingen tot voorlopig verblijf (mvv’s), nadat referente op 3 november 2017 een asielvergunning voor bepaalde tijd heeft gekregen. Dit verzoek is bij besluit van 4 mei 2018 afgewezen. Eisers gingen tegen dit besluit in bezwaar. Op 29 oktober 2018 heeft verweerder de Dublinclaim van de Griekse autoriteiten op grond van artikel 9 van de Dublinverordening [1] geaccepteerd waardoor de familieleden van referente op 19 februari 2019 Nederland mochten inreizen. Nu eiser sinds de vlucht van het gezin uit Afghanistan vermist is geraakt, heeft zijn mvv-aanvraag het enkele doel gehad de aanvraagtermijn veilig te stellen. In Nederland heeft eiseres namens haarzelf en de minderjarige eisers asielaanvragen ingediend.
2. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar tegen de afwijzing van de mvv’s kennelijk ongegrond verklaard. Nu de familieleden van referente reeds zijn ingereisd en rechtmatig in Nederland verblijven op grond van artikel 8, aanhef en onder f, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) komen eisers niet in aanmerking voor mvv’s.
3. Eisers stellen in de beroepsgronden dat verweerder aan hen alsnog mvv’s dient te verlenen omdat zij met hun aanvraag hebben beoogd om zowel toegang als toelating tot Nederland te krijgen. Sinds de invoering van de huidige TEV-procedure [2] worden de aanvraag voor een mvv en de verblijfsvergunning zoals verwoord in artikel 29, tweede lid van de Vw immers in één procedure behandeld. Met verwijzing naar verweerders beleid zoals weergegeven in paragraaf B1/3.3.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 stellen eisers dat hun aanvraag voor een mvv niet dient te worden afgewezen. Zij hebben Nederland immers niet ingereisd met het oogmerk de TEV-procedure te omzeilen. Verweerder heeft middels de Dublinprocedure aan eisers toestemming gegeven om Nederland in te reizen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Gelet op de omstandigheden ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of eisers procesbelang hebben bij de beoordeling van hun beroepen. De aanvraag om afgifte van een mvv leidt bij inwilliging tot verkrijging van een visum voor verblijf voor meer dan 90 dagen. Een vreemdeling kan dit visum vervolgens gebruiken om Nederland in te reizen. Eisers zijn op grond van de Dublinverordening Nederland reeds ingereisd, en hebben hier asiel aangevraagd. Nu eisers Nederland zijn ingereisd en rechtmatig verblijf hebben, zal de verstrekking van mvv’s voor hen niet leiden tot een gunstigere positie.
5. Dat eisers hebben beoogd om met de mvv’s in aanmerking te komen voor verblijfsvergunningen onder artikel 29, tweede lid van de Vw doet niet af aan het oordeel van de rechtbank. Aan eisers wordt geen rechterlijke toets onthouden omdat ook in de lopende asielprocedure voor eisers de mogelijkheid blijft bestaan om een (afhankelijke) verblijfsvergunning te verkrijgen.
6. Nu eisers door de verstrekking van mvv’s niet in een gunstigere positie zullen belanden en zij hangende de asielprocedure rechtmatig verblijf blijven genieten, kan de ingebrachte brief van de behandeld psycholoog niet afdoen aan hetgeen hierboven is verwoord.
7. De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in tegenwoordigheid van mr. W.H. Mentink, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Verordening (EU) No 604/2013
2.Toelating en Verblijfprocedure