ECLI:NL:RBDHA:2019:10482
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van familie- of gezinsleven
In deze zaak heeft eiser, geboren in Syrië, beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) werd afgewezen. De aanvraag was ingediend door de moeder van eiser, die stelde dat eiser bij haar als familie- of gezinslid wilde verblijven. De staatssecretaris heeft het bezwaar van eiser kennelijk ongegrond verklaard, omdat er volgens hem geen sprake was van een beschermenswaardig familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat er een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie bestaat tussen hem en zijn moeder, ondanks zijn stellingen over emotionele en financiële afhankelijkheid.
De rechtbank heeft op 4 september 2019 de zaak behandeld, maar zowel eiser als verweerder zijn niet ter zitting verschenen. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris bij zijn besluit alle relevante feiten en omstandigheden zorgvuldig heeft betrokken. Eiser heeft gesteld dat hij zorgbehoevend is en afhankelijk van zijn moeder, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder niet verplicht was deze stelling te volgen, gezien eerdere verklaringen van eiser en het feit dat hij al jaren zonder zijn moeder in Syrië woont. De rechtbank concludeert dat er geen beschermenswaardig gezinsleven bestaat en verklaart het beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.