ECLI:NL:RBDHA:2019:10460
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Afwijzing loonvordering in kort geding met betrekking tot arbeidsovereenkomst en bevallingsverlof
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 oktober 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiseres en een gedaagde. De eiseres, werkzaam als zorgverlener op basis van een 0-uren contract, vorderde betaling van achterstallig loon en een oproep voor arbeid. De eiseres stelde dat zij recht had op loon voor 53,6 uur per maand, maar was sinds 26 mei 2019 niet meer ingeroosterd. De gedaagde voerde verweer en stelde dat het aan de eiseres te wijten was dat zij niet was opgeroepen voor werk, en dat de verhoudingen tussen partijen verstoord waren. De kantonrechter oordeelde dat de eiseres niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat zij recht had op de gevorderde bedragen. Er was nader onderzoek nodig om vast te stellen of de eiseres daadwerkelijk een vordering had en wat de hoogte daarvan zou zijn. De kantonrechter concludeerde dat de zaak niet geschikt was voor een beslissing in kort geding, en wees de vordering van de eiseres af. Tevens werd de eiseres veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde.