ECLI:NL:RBDHA:2019:10441
Rechtbank Den Haag
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen onbevoegdverklaring beroepszaak van een ambtenaar werkzaam bij het Consulaat-Generaal
Op 10 oktober 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzetzaak van een opposante, die tegen de onbevoegdverklaring van haar beroepszaak verzet had aangetekend. De opposante, die in Turkije woont, had eerder beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van de Minister van Buitenlandse Zaken, die op 24 oktober 2018 was genomen. De rechtbank had zich op 5 april 2019 onbevoegd verklaard om van het beroep kennis te nemen, omdat de opposante als lokaal medewerker op het Consulaat-Generaal werkzaam was en zij op basis van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht was aangesteld. Dit betekende dat zij geen ambtenaar was en dat geschillen voortvloeiend uit haar arbeidsovereenkomst voorgelegd moesten worden aan de burgerlijke rechter.
In de verzetzaak beoordeelde de rechtbank of zij terecht had geoordeeld dat zij onbevoegd was. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om anders te oordelen dan in de eerdere uitspraak van 5 april 2019. De rechtbank bevestigde dat de opposante geen ambtelijke rechtsverhouding had, omdat er geen schriftelijk aanstellingsbesluit was en er geen aanwijzingen waren dat zij in openbare dienst was aangesteld. De rechtbank oordeelde dat de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek van toepassing waren en dat de opposante als werknemer moest worden beschouwd op basis van de arbeidsovereenkomst.
De rechtbank verklaarde het verzet ongegrond, waardoor de eerdere onbevoegdverklaring in stand bleef. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en tegen deze uitspraak stond geen rechtsmiddel open.