In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 13 augustus 2019, behandelt de rechter-commissaris een aantal verzoeken van de verdediging in een strafzaak met parketnummer 09/767461-18. De verdediging heeft verzocht om het horen van een getuige, het benoemen van een expert voor een contra-expertise van een DNA-rapport, en het voegen van verschillende stukken bij het dossier. De rechter-commissaris overweegt dat het verzoek om de getuige te horen toewijsbaar is, aangezien de getuige eerder aangifte heeft gedaan van bedreiging tegen de verdachte. De rechter-commissaris draagt de officier van justitie op om het proces-verbaal van aangifte aan het dossier toe te voegen vóór het verhoor van de getuige.
Wat betreft het verzoek om een contra-expertise van het DNA-rapport, wijst de rechter-commissaris dit verzoek af. De verdediging heeft onvoldoende onderbouwing gegeven voor de noodzaak van een contra-expertise, en de betrouwbaarheid van het DNA-onderzoek is niet ter discussie gesteld. De rechter-commissaris concludeert dat de verdediging niet heeft aangetoond dat het rapport onbetrouwbaar is.
Daarnaast heeft de verdediging verzocht om het voegen van stukken die ten grondslag liggen aan de DNA-rapportage en historische verkeersgegevens van telefoonnummers. De rechter-commissaris wijst deze verzoeken af, omdat ze niet met voldoende redenen zijn onderbouwd. De officier van justitie heeft op goede gronden kunnen oordelen dat deze stukken niet als processtukken kunnen worden aangemerkt. De rechter-commissaris verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in verzoeken tot het verstrekken van opnames van WhatsApp- en tapgesprekken, aangezien deze verzoeken niet aan de rechter-commissaris zijn gericht. De beschikking eindigt met de beslissing van de rechter-commissaris over de verschillende verzoeken van de verdediging.