Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
1.Het onderzoek ter terechtzitting
regiezitting) en ter terechtzitting van 2, 3 en 4 september 2019 (
inhoudelijk) en is gesloten ter terechtzitting van 23 september 2019.
2.De tenlastelegging
3.Bewijsoverwegingen
- het niet voldoen aan de inlichtingenplicht (feit 2, 2e cumulatief/alternatief);
- het niet afdragen van loonheffingen (feit 4).
- Schildersbedrijf [bedrijf 5] . (hierna: [bedrijf 5] ) is opgericht op 30 oktober 1981 en met ingang van 8 februari 2011 in staat van faillissement verklaard.
- Van 1 januari 1988 tot 16 oktober 2006 was de verdachte [verdachte] (hierna ook: [verdachte] ) directeur/bestuurder.
- De verdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) was van 16 oktober 2006 tot 1 juli 2010 commercieel directeur/bestuurder. De verdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) was vanaf 16 oktober 2006 directeur/bestuurder.
- De bevoegdheid van de directeur was telkens: alleen/zelfstandig bevoegd.
- Van 18 september 1996 tot 16 november 2009 was [bedrijf 1] B.V. ( [KvK-nummer 2] ) enig aandeelhouder.
- Van 16 november 2009 tot 11 maart 2010 was [bedrijf 6] . ( [KvK-nummer 3] ) enig aandeelhouder.
- Vanaf laatstgenoemde datum zijn [bedrijf 6] (138 aandelen) en de verdachte [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) (2 aandelen) aandeelhouder.
- Als handelsnamen zijn onder meer vastgelegd Schildersbedrijf [bedrijf 5] . , [bedrijf 5] en [bedrijf 5] .
- De vestigingsadressen waren achtereenvolgens [adres 2] (vanaf 1 september 1992), [adres 3] (vanaf 14 mei 1998), [adres 4] (vanaf 18 augustus 2010) en [adres 5] (vanaf 20 januari 2011).
- [bedrijf 1] B.V. (hierna: [bedrijf 1] ) is opgericht op 27 december 1984.
- [verdachte] is vanaf 27 december 1984 directeur/bestuurder.
- [bedrijf 6] . ( [KvK-nummer 3] ) is vanaf 1 januari 1996 (met uitzondering van 22 februari 2001 tot 17 december 2001) enig aandeelhouder.
- Deze rechtspersoon is onder statutaire- en handelsnaam [bedrijf 5] opgericht op 19 december 1986. Per 12 juli 2010 is de handelsnaam [bedrijf 5] (hierna: [bedrijf 5] )
- [bedrijf 6] was vanaf 1 januari 1996 tot 1 juli 2010 directeur/bestuurder.
- [medeverdachte 1] was van 1 juli 2010 tot 20 januari 2014 directeur/bestuurder.
- De bevoegdheid van de directeur was telkens: alleen/zelfstandig bevoegd.
- [bedrijf 1] is vanaf 28 december 1995 tot 28 september 2010 enig aandeelhouder.
- Vanaf laatstgenoemd datum zijn [bedrijf 6] (25%) en [bedrijf 2] (75%) aandeelhouder.
- Het vestigingsadres was vanaf 14 mei 1998 [adres 3] .
“…deze administratie van failliet ondeugdelijk is en mitsdien onbetrouwbaar (…)”.
ultimate benificial ownerof ‘economisch eigenaar’ van [bedrijf 2] voor 75% aandeelhouder van [bedrijf 5] is geworden. Tenslotte is kort voor het faillissement van [bedrijf 5] het vestigingsadres gewijzigd naar een pand in [adres 5] . Volgens [medeverdachte 2] was dat een idee van [medeverdachte 3] . Na het faillissement van [bedrijf 5] heeft zowel de curator als [accountant] contact met [medeverdachte 3] en levert hij de administratie aan.
[medeverdachte 1]kregen moeilijker opdrachten tot werk.
[boekhouder]merkten dit ook.
[verdachte]) en [gemeente] om 28 woningen te bouwen.
[medeverdachte 2]en
[medeverdachte 1]gesproken over een verkoop van [bedrijf 5] aan hen. Zij wilden echter niet aan de voorgestelde verkoopprijs voldoen.
[verdachte],
[medeverdachte 2],
[medeverdachte 1]en
[medeverdachte 3]zijn aanwezig. De jaarcijfers van 2009 zijn bekend en zijn slechter dan verwacht.
[medeverdachte 3].
[medeverdachte 3].
[medeverdachte 2]maakt zich zorgen over de levensvatbaarheid van [bedrijf 5] . Het idee ontstaat om totaalonderhoud te gaan doen in plaats van alleen schilderwerkzaamheden.
[medeverdachte 3].
[verdachte]en
[boekhouder]trekken zich terug.
[medeverdachte 3]en de Rabobank. De aanleiding was de wijziging in structuur en activiteiten bij het schildersbedrijf.
ultimate benificial owner(
ubo) of de ‘economisch eigenaar’ van [bedrijf 2] is
[medeverdachte 3].
[medeverdachte 1](als bestuurder) hebben een afspraak bij de bank. De klant is [bedrijf 5] . Vanuit ANO (pensioen) is een faillissementsaanvraag ingediend voor [bedrijf 5] . Ze (de rechtbank begrijpt [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] ) zijn druk bezig met de uitstraling van het bedrijf en merken een positief effect van het vertrek van [verdachte] . Er wordt onderscheid gemaakt tussen schildersbedrijf en totaalonderhoud. Ook [bedrijf 1] wordt genoemd.
[medeverdachte 3].
De ontwikkeling van [bedrijf 5] en de rol van de verdachten in [bedrijf 5] vanaf eind 2009’ heeft vastgesteld, heeft [verdachte] in de tweede helft van 2009 een herstructurering in gang gezet en heeft hij een aantal bezuinigingsmaatregelen genomen. De handelingen passen naar het oordeel van de rechtbank bij een herstructurering van de rechtspersonen. De uitleg die [verdachte] en [boekhouder] hebben gegeven, zijn in dit verband niet onaannemelijk. De handelingen vonden ook ruim voor het faillissement plaats. Naar het oordeel van de rechtbank was het ten tijde van deze handelingen nog niet voorzienbaar dat een faillissement van [bedrijf 1] in zicht was en dat door deze handelingen de schuldeisers zouden worden benadeeld. Het dossier bevat hiervoor onvoldoende aanknopingspunten. [bedrijf 1] had immers slechts een aantal werknemers in loondienst die werkzaamheden verrichtten voor andere rechtspersonen van [verdachte] . De (loon)kosten werden geheel doorbelast aan deze rechtspersonen. [bedrijf 1] heeft, via zijn werknemers, tot en met mei 2010 nog werkzaamheden verricht voor [bedrijf 5] . Dat eind 2009 al duidelijk was dat [bedrijf 1] de werkzaamheden zou staken (zoals [curator 3] heeft verklaard) en dat er in januari 2010 geen omzet meer zou zijn (zoals [accountant] heeft verklaard), is dan ook onjuist. Het ontslag [werknemer 1] speelde pas later in 2010 en was op het moment van de rechtshandelingen nog niet aan de orde. De ontslagvergoeding is door de kantonrechter in oktober 2010 bepaald. Het is dan ook niet onaannemelijk, zoals [verdachte] en [boekhouder] hebben verklaard, dat de ontslagvergoeding van [werknemer 1] er uiteindelijk toe heeft geleid dat [verdachte] het faillissement van [bedrijf 1] heeft aangevraagd. De enkele opmerking van [verdachte] in een verhoor dat de overname van de activa, pc en server door [verdachte] is gedaan om deze spullen veilig te stellen als [bedrijf 1] failliet zou gaan, maakt dit niet anders. Dit zegt namelijk niets over de vraag of op het moment van de handelingen voorzienbaar was dat een faillissement van [bedrijf 1] in zicht was.
januari 2014tot en met 30 september 2014, te Gouda, als degene die opzettelijk de belasting, te weten loonheffingen, welke op aangifte moet
enworden voldaan of afgedragen niet heeft betaald,
(namelijk een revolver, merk colt, model Python
)en dat voor afdreiging is geschikt.
4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van de verdachte
6.De strafoplegging
7.De inbeslaggenomen goederen
8.De toepasselijke wetsartikelen
9.De beslissing
1 (één) MAAND;