ECLI:NL:RBDHA:2019:10318

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juni 2019
Publicatiedatum
3 oktober 2019
Zaaknummer
19/1502 09/901026-09
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling en overgang van rapportageperiodes in strafzaken

Op 11 juni 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde, die sinds 2010 onder deze maatregel valt. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen, afgewezen en in plaats daarvan de termijn met één jaar verlengd. Dit besluit is genomen in het licht van de recente wijziging in de wetgeving, waarbij de rapportageperiodes zijn aangepast van zes naar vier jaar. De rechtbank overwoog dat de terbeschikkinggestelde lijdt aan schizofrenie en dat er een risico op herhaling bestaat bij onmiddellijke beëindiging van de maatregel. De kliniek adviseerde tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar, maar de rechtbank concludeerde dat een verlenging met één jaar voldoende was om de belangen van de terbeschikkinggestelde te waarborgen zonder dat deze in zijn belangen zou worden geschaad. De rechtbank heeft ook de procedure en de betrokken deskundigen in de zaak belicht, evenals de standpunten van de terbeschikkinggestelde en de officier van justitie. De beslissing is genomen met inachtneming van de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Parketnummer: 09/901026-09
Raadkamernummer: 19/1502

Beslissing van 11 juni 2019

Beslissing van de rechtbank Den Haag, rechtdoende in strafzaken, op de vordering van de officier van justitie van 18 april 2019 om de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar te verlengen, in de zaak van:

[terbeschikkingestelde] ,

geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] ,
verblijvende in [kliniek] te Amersfoort,
onder verantwoordelijkheid van het Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) De Kijvelanden te Poortugaal (hierna: de kliniek),
(hierna: de terbeschikkinggestelde),
die bij vonnis van de rechtbank ’s-Gravenhage van 6 mei 2010 ter beschikking is gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege. Deze maatregel is voor het laatst bij beslissing van deze rechtbank van 19 juni 2018 met één jaar verlengd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken die zijn vermeld in de
bijlage.

De procedure

De rechtbank heeft de vordering op 28 mei 2019 ter zitting behandeld.
De terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.R. Backer, is gehoord. Tevens is de officier van justitie mr. C.A.M. Eijgenraam gehoord.
Daarnaast is [naam] , GZ-psycholoog bij de kliniek, als deskundige gehoord.

Het advies van de kliniek

De kliniek adviseert tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaar.
De terbeschikkinggestelde lijdt aan schizofrenie en stoornissen in het gebruik van cannabis, alcohol en een stimulantium, in langdurige remissie in een gereguleerde omgeving. Ondanks dat hij vrijwillig antipsychotische medicatie inneemt, heeft hij vaak last van auditieve hallucinaties die hem in de weg zitten bij dagelijkse activiteiten. Hoewel terbeschikkinggestelde open is over zijn stemmen en gedachten, blijft dit een aandachtspunt. Er is een goede samenwerking tussen hem en het team. Hij volgt trouw zijn therapie, maar houdt moeite het geleerde in de praktijk brengen. Tevens is hij open over zijn zucht naar middelen. Hoewel hij vooralsnog altijd negatief scoort, is hij ambivalent over toekomstig gebruik en bagatelliseert hij de werking en gevolgen ervan. Sinds mei 2018 verblijft de terbeschikkinggestelde met een transmuraal verlofkader bij longcarevoorziening [kliniek] . Er is een lage behandeldruk en hij kan zich richten op invulling van een dagbesteding die passend is bij zijn beperkte draagkracht. De overgang vanuit het FPC is naar tevredenheid verlopen, hoewel hij nog steeds een grote lijdensdruk ervaart. Om te toetsen welke vrijheden en mate van zelfstandigheid op termijn haalbaar is, is zijn verlofplan uitgebreid. Hij mag op begeleid verlof naar familie en onbegeleid verlof op het terrein van [kliniek] . De verloven verlopen goed.
Bij onmiddellijke beëindiging van de terbeschikkingstelling is de kans op herhaling matig. Wanneer de psychotische symptomen toenemen, trekt de terbeschikkinggestelde zich meer terug en laat hij meer agressie zien. Zonder enige vorm van begeleiding beschikt de terbeschikkinggestelde over onvoldoende draagkracht om het hoofd te kunnen bieden aan stressvolle omstandigheden. Er bestaat dan een risico dat hij terugvalt in middelengebruik en dat hij zijn medicatiegebruik staakt. De kans op psychotische symptomen en delictgedrag neemt dan direct toe. De verwachting is dat de terbeschikkinggestelde langdurig, mogelijk blijvend, aangewezen is op toezicht en begeleiding.
Bij goed verloop van zijn verblijf bij [kliniek] zal op termijn de mogelijkheid van doorplaatsing naar de reguliere GGZ overwogen worden. Op korte termijn is er echter nog geen directe uitstroom in zicht.
Deskundige [naam] heeft in aanvulling op het advies ter zitting naar voren gebracht dat [kliniek] zelf een risicotaxatie heeft uitgevoerd, waaruit blijkt dat bij het beëindigen van de maatregel de kans op recidive hoog is. Komende maand zal er een machtiging onbegeleid verlof worden aangevraagd. Mogelijk kan hij in de komende periode doorstromen naar [kliniek] , waar 24-uurs begeleiding wordt geboden. Daarna kan de stap naar begeleid wonen worden overwogen. Voor dit traject is minstens twee jaar nodig.

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde

De terbeschikkinggestelde heeft ter zitting naar voren gebracht dat hij veel last heeft van de stemmen. Hij benadrukt dat zijn indexdelict van relatief geringe ernst is, maar dat de maatregel desondanks al 10 jaar duurt. Hij heeft verzocht de maatregel met één jaar te verlengen.
De raadsman heeft aangevoerd dat door met één jaar te verlengen, het mogelijk blijft om te toetsen of de terbeschikkinggestelde binnen afzienbare tijd kan uitstromen.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter zitting de vordering gewijzigd en verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling met één jaar gevorderd. Hoewel het traject nog geruime tijd in beslag zal nemen en verlenging met twee jaar in de rede ligt, kan de maatregel slechts met één jaar worden verlengd. Door verlenging met twee jaar zou sprake zijn van een verlenging waardoor de totale duur van de maatregel een periode van vier jaar te boven gaat, gerekend vanaf de laatste keer dat er multidisciplinair onderzoek is verricht. In dat geval dient er een advies te worden uitgebracht door twee onafhankelijke gedragsdeskundigen. Nu dit niet is gebeurd, kan de maatregel slechts met één jaar worden verlengd.

Het oordeel van de rechtbank

Indexdelict
De maatregel van terbeschikkingstelling is opgelegd vanwege bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank heeft bij beslissing van 17 juni 2014 overwogen dat, op grond van de bewezenverklaring, de kwalificatie van het strafbare feit en de motivering van de oplegging van de maatregel, zeker als die in onderling verband en samenhang worden bezien, sprake is van een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Stoornis en herhalingsgevaar
Op grond van het advies en de ter zitting gegeven toelichting stelt de rechtbank vast dat de stoornissen van de terbeschikkinggestelde nog steeds aanwezig zijn en dat de kans op herhaling bij de onmiddellijke beëindiging van de maatregel onverminderd groot is.
Verlenging
De rechtbank is op grond van het thans nog aanwezige recidiverisico, voornoemde advies en het verhandelde ter zitting van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen een voortzetting van de terbeschikkingstelling vereisen. De rechtbank overweegt met betrekking tot de duur van de verlenging van terbeschikkingstelling het volgende.
De terbeschikkingstelling is op 27 mei 2010 aangevangen. De laatste dubbelrapportage is opgemaakt ten tijde van de verlenging in 2016.
Ingevolge artikel 509o van het Wetboek van Strafvordering (oud) diende indien het openbaar ministerie een verlenging vordert waardoor de totale duur van de terbeschikkingstelling een periode van zes jaar of van een veelvoud van zes jaar te boven ging, een multidisciplinaire rapportage te worden opgemaakt door twee onafhankelijke gedragsdeskundigen. Op 1 juli 2018 is de wet in werking getreden waarin wijziging is gebracht in dit artikel. Thans geldt dat elke vier jaar een dergelijke rapportage dient te worden opgemaakt.
Bij die wijziging van de zesjaarstermijn in een vierjaarstermijn is door de wetgever voorzien in een overgangsregeling. Een nieuwe dubbelrapportage is vereist in geval van een verlenging waarbij de totale duur van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege een periode van vier jaar of van een veelvoud daarvan te boven gaat, gerekend vanaf het laatst uitgebrachte advies (artikel XI, tweede lid, van de Wet van 31 januari 2018 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Penitentiaire beginselenwet, de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen en enkele andere strafrechtelijke wetten met het oog op het aanbrengen van enkele hoofdzakelijk procedurele verbeteringen ten behoeve van de rechtspraktijk; zie ook Memorie van toelichting TK 2016-2017, 34736, nr. 3). Dit heeft tot gevolg dat een dubbelrapportage vereist is, indien de maatregel langer duurt dan tot 2020, hetgeen het geval zou zijn bij verlenging van de maatregel met twee jaar.
In aansluiting op hetgeen werd overwogen over stoornis en herhalingsgevaar moet worden onderkend dat er geen aanknopingspunten zijn dat in de komende twee jaar sprake zal zijn van een situatie waarin een voorwaardelijke beëindiging tot de reële mogelijkheden behoort. Er is evenmin een vermoeden dat de kliniek de voortgang van de behandeling onnodig vertraagt. In beginsel zou de maatregel dan ook met twee jaar moeten worden verlengd.
Gelet op hetgeen werd overwogen over vierjaarsrapportages is de rechtbank, in afwijking van het uitgangspunt van een verlenging met twee jaar, van oordeel dat de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar moet worden verlengd. Nog daargelaten de tijd die gemoeid zal zijn met het aanvragen en laten uitbrengen van een dubbelrapportage over terbeschikkinggestelde wordt hij door een verlenging met één jaar niet benadeeld.

De toepasselijke wetsartikelen

Deze beslissing is gebaseerd op artikel 38d van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
wijst de vordering van de officier van justitie toe en verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met
één jaar.
Aldus beslist te Den Haag door:
mr. M.P.M. Loos, voorzitter,
mr. G.H.M. Smelt, rechter,
mr. A.M. Boogers, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. W. Braaksma, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2019.

Bijlage

De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 6 mei 2010 waarbij de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege werd gelast;
  • de beslissing van de rechtbank Den Haag van 19 juni 2018 waarbij de terbeschikkingstelling laatstelijk met één jaar is verlengd;
  • het verlengingsadvies van de kliniek van 26 februari 2019;
  • de wettelijke aantekeningen tot en met 5 maart 2019;
  • de vordering van de officier van justitie, ingekomen op 19 april 2019.