Uitspraak
Rechtbank den haag
[het Café],
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 27 september 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser], handelend onder de naam [het Café], en de Gemeente Leiden. De zaak betreft een besluit van de burgemeester van de Gemeente Leiden om de horeca-instelling van [eiser] voor de duur van zes maanden te sluiten op basis van artikel 2:30 van de Algemene plaatselijke verordening. [eiser] heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de bezwaarprocedure was nog niet afgerond. Eerder had de bestuursrechtelijke voorzieningenrechter al een verzoek van [eiser] om een voorlopige voorziening te treffen, dat strekte tot schorsing van het besluit, afgewezen.
Tijdens de zitting heeft de voorzieningenrechter de standpunten van beide partijen gehoord. [eiser] vorderde in het kort geding dat de Gemeente zou worden verboden om het besluit te handhaven, met veroordeling van de Gemeente in de proces- en nakosten. De Gemeente heeft gemotiveerd verweer gevoerd. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de bevoegdheid van de burgerlijke rechter in dit geval is gegeven, omdat [eiser] zijn vordering baseert op onrechtmatig handelen van de Gemeente.
De voorzieningenrechter heeft vervolgens beoordeeld of de Gemeente in redelijkheid het besluit mag handhaven. Het oordeel van de bestuursrechter over de rechtmatigheid van het besluit kan niet door de civiele rechter worden herbeoordeeld. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de Gemeente in redelijkheid het oordeel van de bestuursrechter kan volgen en dat [eiser] zich in dit geval tot de bestuursrechtelijke procedure moet wenden. De vordering van [eiser] is afgewezen, en hij is veroordeeld in de kosten van het geding.