ECLI:NL:RBDHA:2019:10228

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 september 2019
Publicatiedatum
1 oktober 2019
Zaaknummer
NL19.19296
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van ongeloofwaardig lidmaatschap UFDG en politieke activiteiten in Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 september 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Guinese nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank oordeelde dat het lidmaatschap van de eiser bij de politieke partij Union des Forces Démocratiques de Guinée (UFDG) ongeloofwaardig was. Eiser had gesteld dat hij sinds 2015 actief lid was van de UFDG en had ter onderbouwing van zijn lidmaatschap verklaringen en foto's overgelegd. Echter, de rechtbank vond dat de door eiser overgelegde documenten niet authentiek konden worden vastgesteld en dat zijn verklaringen te vaag en summier waren. De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij vanwege zijn politieke activiteiten in Nederland in de negatieve belangstelling van de Guinese autoriteiten stond. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van Andel, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.19296

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Jansen).

ProcesverloopBij besluit van 16 augustus 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asielvoor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek op de zitting heeft, samen met de behandeling van de zaak NL19.19297, plaatsgevonden op 5 september 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen E.M. Spruit. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Guinese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] .
2. Eiser heeft op 8 september 2010 zijn eerste asielaanvraag ingediend. Deze aanvraag is bij besluit van 16 september 2010 afgewezen. Bij uitspraak van 19 november 2010 van deze rechtbank, zittingsplaats Assen, is het daartegen door eiser ingediende beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is op 20 december 2010 bevestigd door de Afdeling [2] . Op 2 december 2011 heeft eiser opnieuw een asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van 12 december 2011 afgewezen. Het door eiser ingediende beroep is bij uitspraak van 13 januari 2012 door deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, ongegrond verklaard. Op 3 april 2012 heeft de Afdeling deze uitspraak bevestigd. Bij besluit van 10 april 2013 heeft verweerder eiser een inreisverbod opgelegd voor twee jaar. Bij uitspraak van 11 juli 2013 heeft deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, het daartegen door eiser ingediende beroep ongegrond verklaard. Op 18 april 2013 heeft eiser zijn derde asielaanvraag ingediend. Deze aanvraag heeft verweerder bij besluit van 8 mei 2013 afgewezen. De voorzieningenrechter van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, heeft eisers beroep op 28 augustus 2013 ongegrond verklaard. De Afdeling heeft deze uitspraak op 15 oktober 2013 bevestigd.
3. Op 15 november 2018 heeft eiser onderhavige (en dus vierde) asielaanvraag ingediend. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij sinds 2015 actief lid is van de UFDG [3] . Ter onderbouwing van zijn lidmaatschap heeft eiser bij zijn aanvraag een verklaring van de vice-president van deze partij van 22 juli 2016 overgelegd en op
8 augustus 2019 een kopie van zijn lidmaatschapskaart.
Eiser heeft daarnaast aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in Nederland politiek actief is op sociale media en zich kritisch uitlaat tegenover de regering in Guinee. Eiser stelt dat de Guinese autoriteiten op de hoogte zijn van zijn activiteiten hier in Nederland en dat hij bij terugkeer als opposant zal worden vervolgd.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder eisers asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw [4] . Daarnaast heeft verweerder het inreisverbod, opgelegd bij besluit van 10 april 2013, gehandhaafd. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat niet geloofd wordt dat eiser daadwerkelijk (actief) lid is bij de UFDG. Eisers activiteiten in Nederland op sociale media tegen de huidige regering van Guinee acht verweerder wel geloofwaardig. Verweerder stelt evenwel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de Guinese autoriteiten op de hoogte zijn van zijn activiteiten in Nederland en dat hij bij terugkeer als opposant zal worden vervolgd.
5. Eiser voert aan in beroep aan hij zijn lidmaatschap van de UFDG wel degelijk aannemelijk heeft gemaakt. In zijn zienswijze heeft eiser toegelicht hoe hij lid is geworden. Verder heeft hij diverse verklaringen van de partij en foto’s van hem met prominente leden van de UFDG overgelegd. Ook uit de inhoud van zijn activiteiten op sociale media blijkt duidelijk dat hij lid is van deze partij. Voor zover eiser zijn lidmaatschap van de UFDG niet aannemelijk heeft gemaakt, is er in ieder geval sprake van een toegedicht lidmaatschap van de UFDG, gelet op de vele foto’s en video’s op zijn facebookaccount.
Daarnaast voert eiser aan dat hij zijn vrees voor vervolging door de Guinese autoriteiten wel aannemelijk heeft gemaakt. Eiser is zodanig actief op sociale media dat het een illusie is om te denken dat de Guinese autoriteiten niet van zijn activiteiten op de hoogte zijn. Hij is immers reeds op zijn facebookaccount bedreigd en zijn actieve Donkin Leppi campagne heeft de negatieve aandacht van de autoriteiten alleen maar vergroot. Bij de Belgische ambassadeur is hij ook al in negatieve zin bekend, aldus eiser.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Lidmaatschap UFDG
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat niet geloofwaardig is dat eiser daadwerkelijk lid is van de UFDG. Verweerder heeft daaraan niet ten onrechte ten grondslag gelegd dat blijkens de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten van 22 november 2018 de authenticiteit van de door eiser overgelegde verklaring van de UFDG niet kan worden vastgesteld. Verder heeft verweerder niet ten onrechte tegengeworpen dat eiser vage en summiere verklaringen ten aanzien van de UFDG en zijn lidmaatschapskaart heeft afgelegd. Anders dan eiser heeft betoogd, wordt in zijn verklaringen tijdens het gehoor opvolgende aanvraag op 12 augustus 2019 niet duidelijk op basis waarvan hijzelf lid is geworden en wie dit precies besloten heeft. Daarnaast kon eiser geen basale vragen over de partij beantwoorden, zoals wanneer de partij in Nederland is opgericht. Verweerder heeft voorts niet ten onrechte gesteld dat zijn verklaringen over zijn lidmaatschapskaart evenmin overtuigen. Op de pas ontbreekt een afgiftedatum, wel staat het jaar 2008 vermeld. Eiser heeft geen verklaring gegeven voor het ontbreken van een afgiftedatum en evenmin voor het feit dat alle leden een kaart zouden hebben waarop nog steeds dat jaartal zou staan. Verweerder heeft tot slot niet ten onrechte gesteld dat het feit dat eiser actief is voor de partij, zijn gestelde lidmaatschap niet zonder meer onderbouwt. Eiser heeft immers verklaard dat hij vóór 2015 sympathisant was van de UFDG.
Politieke activiteiten op sociale media in Nederland
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich ten aanzien van de geloofwaardig geachte politieke activiteiten van eiser in Nederland op sociale media terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij vanwege deze activiteiten in de negatieve belangstelling staat van de Guinese autoriteiten. Verweerder heeft hieraan terecht ten grondslag gelegd dat eiser voorafgaande aan zijn vertrek uit Guinee niet in de negatieve belangstelling van de Guinese autoriteiten stond en dat uit openbare bronnen geenszins volgt dat de Guinese autoriteiten (alle) politieke activiteiten (onder andere op sociale media) monitoren. Verweerder heeft in dit kader onder meer verwezen naar rapporten van US Department of State van 27 februari 2014 en van 13 maart 2019. De bronnen waarnaar verweerder heeft verwezen laten zien dat er geen sprake is van (een structurele) monitoring van internet door de Guinese regering. Het feit dat er gevallen bekend zijn van personen die op grond van kritische uitlatingen zijn opgepakt, maakt niet dat de Guinese autoriteiten ten aanzien van eiser persoonlijk op de hoogte zijn van zijn politieke activiteiten en dat hij op grond daarvan in de negatieve belangstelling staat en bij terugkeer zal worden vervolgd. Met de gestelde bedreigingen op facebook heeft eiser evenmin aannemelijk gemaakt dat de Guinese autoriteiten op de hoogte zijn van eisers politieke activiteiten. Eiser heeft immers niet onderbouwd dat de bedreigingen van de zijde van de autoriteiten afkomstig zijn. Eisers stelling dat hij al in negatieve zin bij de ambassadeur van Guinee in België bekend is, kan evenmin tot een ander oordeel leiden, nu eiser deze stelling op geen enkele wijze heeft onderbouwd.
Toegedicht lidmaatschap van UFDG
8. De rechtbank stelt vast dat eiser eerst in beroep heeft aangevoerd dat hij ook heeft te vrezen voor vervolging vanwege het toegedichte lidmaatschap van de UFDG.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich ter zitting terecht op het standpunt heeft gesteld dat, voor zover al geloofwaardig, ook hiervoor geldt dat eiser tot op heden niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de negatieve belangstelling staat bij de Guinese autoriteiten, zoals hierboven onder 7 verwoord.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. van Andel, griffier.
griffier rechter
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Hierna: asielaanvraag.
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
3.Union des Forces Démocratiques de Guinée.
4.Vreemdelingenwet 2000.