ECLI:NL:RBDHA:2019:10187

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 oktober 2019
Publicatiedatum
1 oktober 2019
Zaaknummer
C/09/527162 / HA ZA 17-184
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake descente en bezichtiging bedrijfsruimten in civiele procedure tussen Hennessy c.s. en Loendersloot c.s.

Op 2 oktober 2019 heeft de Rechtbank Den Haag een vonnis gewezen in de civiele procedure tussen de eiseressen in conventie, Société en Commandite Simple MHCS, Société Jas Hennessy & Co, Polmos Zyrardow Sp. z o.o., en Macdonald & Muir Limited (hierna Hennessy c.s.) en de gedaagden in conventie, F. Loendersloot Internationale Expeditie B.V. en anderen (hierna Loendersloot c.s.). De rechtbank heeft een descente gelast, waarbij de plaatselijke gesteldheid van de bedrijfsruimten van Loendersloot c.s. en Pure Handling zal worden bezichtigd. Deze descente is gepland op 4 oktober 2019 om 10:30 uur in Roosendaal, voorafgaand aan de comparitie van partijen op 15 november 2019. De rechtbank heeft overwogen dat het noodzakelijk is om de feitelijke omstandigheden ter plaatse te beoordelen, gezien de vragen van feitelijke aard die in deze procedure spelen.

De rechtbank heeft de betrokken partijen in de gelegenheid gesteld om de descente bij te wonen en heeft bepaald dat de advocaten van de partijen aanwezig mogen zijn, evenals vertegenwoordigers die een feitelijke toelichting kunnen geven. Tevens is er een geheimhoudingsbevel opgelegd met betrekking tot de waarnemingen tijdens de descente, om te waarborgen dat vertrouwelijke informatie niet onterecht wordt gedeeld. De rechtbank heeft een dwangsom verbonden aan overtredingen van dit geheimhoudingsbevel. Het proces-verbaal van de descente dient binnen vier dagen na de bezichtiging ter griffie te worden neergelegd, waarna partijen opmerkingen kunnen maken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
Zittingsplaats Den Haag
zaaknummer / rolnummer: C/09/527162 / HA ZA 17-184
Vonnis van 2 oktober 2019
in de zaak van
1. de rechtspersoon naar vreemd recht
SOCIÉTÉ EN COMMANDITE SIMPLE MHCS,
te Epernay, Frankrijk,
2. de rechtspersoon naar vreemd recht
SOCIÉTÉ JAS HENNESSY & CO,
te Cognac, Frankrijk,
3. de rechtspersoon naar vreemd recht
POLMOS ZYRARDOW SP. ZO. O.,
te Zyrardow, Polen,
4. de rechtspersoon naar vreemd recht
MACDONALD & MUIR LIMITED,
te Edinburgh, Schotland,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. N.W. Mulder te Amsterdam,
tegen

1.F. LOENDERSLOOT INTERNATIONALE EXPEDITIE B.V.,

te Roosendaal,
gedaagde in conventie,
advocaat mr. H. Lebbing te Rotterdam,
2.
FLINT LOGISTICS B.V.,
te Roosendaal,
gedaagde in conventie,
advocaat mr. H. Lebbing te Rotterdam,
3.
FLINT WAREHOUSING B.V.,
te Roosendaal,
gedaagde in conventie,
advocaat mr. H. Lebbing te Rotterdam,
4.
LLOGS B.V.,
te Roosendaal,
gedaagde in conventie,
advocaat mr. H. Lebbing te Rotterdam,
5.
[gedaagde sub 5],
wonende te [plaats 1] , [land] ,
gedaagde in conventie,
advocaat mr. H. Lebbing te Rotterdam,
6.
PURE HANDLING B.V.,
te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. R.M.T. van den Bosch te Rotterdam,
7.
VCKG B.V.,
te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J.A. Dullaart te Naaldwijk,

9.JMN B.V.,

te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J.A. Dullaart te Naaldwijk,
10.
DELICASEA B.V.,
te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J.A. Dullaart te Naaldwijk,
11.
L.B. 11 B.V.,
te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J.A. Dullaart te Naaldwijk,
12.
BEST FOR DRINKS (BFD) B.V.,
te Soest,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J.A. Dullaart te Naaldwijk,
13.
BRANDS COLLECTION B.V.,
te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J.A. Dullaart te Naaldwijk,
14.
KFW B.V.,
te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J.A. Dullaart te Naaldwijk,
15.
[gedaagde sub 15],
wonende te [plaats 2] , [land] ,
gedaagde in conventie,
advocaat mr. E.J. Eijsberg te Rotterdam,
16.
[gedaagde sub 16],
wonende te [plaats 3] ,
gedaagde in conventie,
advocaat mr. E.J. Eijsberg te Rotterdam.
Eisende partijen zullen hierna Hennessy c.s. genoemd worden. Gedaagden 1 t/m 4 in de hoofdzaak worden hierna tezamen Loendersloot c.s. genoemd, gedaagde 5 [gedaagde sub 5] , gedaagde 6 Pure Handling, gedaagden 7 en 9 t/m 14 tezamen Van Caem c.s., gedaagde 15 [gedaagde sub 15] en gedaagde16 [gedaagde sub 16] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure, voor zover hier van belang, blijkt uit het tussenvonnis van 21 augustus 2019 waarbij de comparitie van partijen (te houden op 15 november 2019) is bevestigd en voorts
in de zaak tussen Hennessy c.s. en Loendersloot c.s. uit:
  • het vonnis in incident van 9 januari 2019 en de daar genoemde stukken;
  • de conclusie van antwoord van Loendersloot c.s. van 20 maart 2019 met producties 5 t/m 37;
in de zaak tussen Hennessy c.s. en [gedaagde sub 5] uit:
  • het vonnis in incident van 6 december 2017 en de daar genoemde stukken;
  • de conclusie van antwoord van [gedaagde sub 5] van 24 oktober 2018;
in de zaak tussen Hennessy c.s. en Pure Handling uit:
- het vonnis in incident van 15 mei 2019 en de daar genoemde stukken;
in de zaak tussen Hennessy c.s. en Van Caem c.s. uit:
  • het vonnis in incident van 12 september 2018 en de daar genoemde stukken;
  • de conclusie van antwoord van Van Caem c.s. van 5 december 2018, tevens houdende eis in reconventie en incidentele vordering tot verstrekking van afschrift van bescheiden (art. 843a Rv), met producties 1 t/m 38;
in de zaak tussen Hennessy c.s. en [gedaagde sub 15] en [gedaagde sub 16] uit:
  • het vonnis in incident van 14 maart 2018 en de daar genoemde stukken;
  • de conclusie van antwoord van [gedaagde sub 15] en [gedaagde sub 16] van 5 december 2018.

2.De beoordeling

in conventie en reconventie

2.1.
In de bij deze rechtbank onder zaak/rolnummer C/09/527162 / HA ZA 17-184 aanhangige zaak tussen Bacardi enerzijds en Loendersloot c.s. en Pure Handling anderzijds, wordt – op verzoek van Loendersloot c.s. en [gedaagde sub 5] – een descente bepaald en wel op 4 oktober 2019 om 10:30 uur te Roosendaal, voorafgaand aan de comparitie in die zaak van 18 oktober 2019.
2.2.
Omdat in deze procedure in de zaken tegen Loendersloot cs en Pure Handling, en zijdelings tegen [gedaagde sub 5] (gedaagden 1 t/m 6), dezelfde vragen van feitelijke aard spelen, zal de rechtbank uit overwegingen van doelmatigheid ook in deze procedure een descente gelasten, voor zover aanhangig tegen dezelfde partijen, gecombineerd met de genoemde descente.
2.3.
De rechtbank acht het gewenst de plaatselijke gesteldheid op te nemen en zaken te bezichtigen die niet of bezwaarlijk ter terechtzitting kunnen worden overgebracht. Het gaat daarbij met name om de bedrijfsruimten van Loendersloot c.s. en van Pure Handling, om de daar uitgevoerde diverse diensten, werkzaamheden en processen en om de dimensies van de opslag- en verwerkingscapaciteit. Een en ander speelt een rol bij de beantwoording van vragen van feitelijke aard over – kort gezegd – de gedragingen/de rol van Loendersloot c.s. en Pure Handling in verband met de door Hennessy c.s. gestelde inbreukmakende en/of onrechtmatige handelingen. Het gaat daarbij om de feiten die relevant zijn voor deze procedures.
2.4.
De rechtbank heeft de advocaten van de andere partijen (gedaagden 7 t/m 16) bij e-mail van 27 september 2019 in de gelegenheid gesteld te laten weten of zij de descente wensen bij te wonen, in welk geval de descente ook in de zaken tussen Hennessy c.s. en die partijen zal worden bevolen.
2.5.
De advocaat van Van Caem c.s. heeft de rechtbank laten weten prijs te stellen op het bijwonen van de descente. Hij heeft daarbij toegelicht dat het nuttig is dat een of meerdere vertegenwoordigers van zijn cliënten aanwezig is/zijn bij de descente om, als opdrachtgever(s) van Pure Handling, uit te kunnen leggen hoe het decoderen werkt. De rechtbank zal dat verzoek inwilligen.
2.6.
De advocaat van gedaagde 8 (VCE) heeft de rechtbank bericht dat een descente niet relevant is in de zaak van zijn cliënt, en dat hij een descente niet zal bijwonen. De descente wordt dan ook niet in de zaak tegen gedaagde 8 gelast.
2.7.
De advocaat van [gedaagde sub 15] en [gedaagde sub 16] heeft de rechtbank laten weten prijs te stellen op het bijwonen van de descente, maar pas vanaf 12:00 uur op 4 oktober 2019 beschikbaar te zijn. De rechtbank begrijpt dat mr. Overman de rechtbank verzoekt om het aanvangstijdstip van de descente te wijzigen. Gelet op de beschikbaarheid van de rechtbank en de overige partijen (grotendeels
nietin de middag) zal de rechtbank het aanvangstijdstip van de descente handhaven op 10:30 uur. De rechtbank zal de descente in de zaken jegens [gedaagde sub 15] en [gedaagde sub 16] slechts een rol laten spelen indien en voor zover mr. Overman bij de descente aanwezig is.
2.8.
Om te voorkomen dat tijdens de descente verkregen informatie door een of meer van de daar aanwezigen wordt gebruikt voor oneigenlijke doeleinden zal de rechtbank op de voet van art. 28 lid 1 sub b Rv geheimhouding bevelen van hetgeen tijdens de descente wordt waargenomen en van de vastlegging daarvan in het proces-verbaal, met inbegrip van de eventueel door de rechtbank te maken foto’s. Dit verbod geldt uitsluitend voor zover het nieuwe, vertrouwelijke informatie betreft, dat wil zeggen informatie die niet reeds kenbaar is uit in het dossier aanwezige stukken, zoals de proces-verbalen van beslaglegging, dan wel op andere wijze reeds (openbaar) beschikbaar is. Dit verbod – dat zich richt tot ‘de aanwezigen’ – strekt zich ook uit tot eventuele niet als partij aan te merken derden, die aanwezig zijn bij de descente en strekt ertoe te verzekeren dat de waarnemingen en de vastlegging daarvan alleen in het kader van deze procedure zullen worden gebruikt. De rechtbank zal een dwangsom verbinden aan overtreding van de te bevelen geheimhouding, zoals in het dictum verwoord.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
3.1.
beveelt een plaatsopneming en bezichtiging van de bedrijfsruimten van Loendersloot c.s en Pure Handling, gelegen te Roosendaal aan de Scherpdeel 7 en aan de Kooldreef 7, door de onder aan dit vonnis vermelde meervoudige kamer vergezeld van de griffier op
4 oktober 2019van
10:30 uur tot (uiterlijk) 14:00 uur;
3.2.
beveelt Loendersloot c.s. en Pure Handling medewerking te verlenen aan de descente door de rechtbank en partijen toegang te verschaffen tot voornoemde locaties;
3.3.
bepaalt dat Hennessy c.s. bij de descente zich uitsluitend kan laten vertegenwoordigen door haar advocaat, desgewenst vergezeld door de deurwaarders die betrokken waren bij de voorafgaand aan deze procedures gelegde beslagen;
3.4.
beveelt dat van Loendersloot c.s. en Pure Handling personen aanwezig dienen te zijn die een feitelijke toelichting kunnen geven, al dan niet vergezeld door de advocaten;
3.5.
beveelt dat [gedaagde sub 5] in persoon aanwezig is;
3.6.
bepaalt dat de advocaat van Van Caem c.s. aanwezig mag zijn, al dan niet vergezeld door personen die een feitelijke toelichting kunnen geven op het decodeerproces;
3.7.
bepaalt dat [gedaagde sub 15] en [gedaagde sub 16] zich uitsluitend kunnen laten vertegenwoordigen door hun advocaat;
3.8.
bepaalt dat het proces-verbaal binnen vier dagen na de plaatsopneming en bezichtiging, dat wil zeggen uiterlijk op 8 oktober 2019, ter griffie moet worden neergelegd in de zin van art. 201 lid 2 Rv en alsdan aan partijen zal worden toegezonden;
3.9.
bepaalt dat partijen indien gewenst uiterlijk een week na ontvangst van het proces-verbaal van descente, dat wil zeggen uiterlijk op 15 oktober 2019, daarover schriftelijk opmerkingen kunnen maken;
3.10.
verbiedt de aanwezigen bij de descente op de voet van art. 28 lid 1 onder b Rv om mededelingen te doen aan derden over hetgeen tijdens de descente is waargenomen en van de vastlegging daarvan in het proces-verbaal, zulks op straffe van een dwangsom van € 100.000 per overtreding, met een maximum van € 1.000.000.
3.11.
bepaalt dat het onder 3.10 bedoelde verbod uitsluitend geldt ten aanzien van nieuwe, vertrouwelijke informatie, dat wil zeggen informatie die niet reeds kenbaar is uit in het dossier aanwezige stukken, zoals de proces-verbalen van beslaglegging, dan wel op andere wijze reeds (openbaar) beschikbaar is;
3.12.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Kokke, mr. L. Alwin en mr. J.E. Bierling en in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2019.