ECLI:NL:RBDHA:2019:10124
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag door Zwitserland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 september 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een vreemdeling, in beroep ging tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De Staatssecretaris had de aanvraag van de eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat Zwitserland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser eerder in Zwitserland asiel had aangevraagd, maar dat deze aanvraag was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, maar heeft wel geconstateerd dat er een gebrek was in de motivering van het gebruik van een niet-registertolk tijdens het aanmeldgehoor. Ondanks dit gebrek heeft de rechtbank geoordeeld dat de eiser niet in zijn belangen is geschaad, omdat hij de tolk goed heeft verstaan en geen op- of aanmerkingen had over de tolk. De rechtbank heeft ook overwogen dat de vrees van de eiser voor indirect refoulement naar Eritrea niet aannemelijk was, aangezien Zwitserland is aangesloten bij het EVRM en het Vluchtelingenverdrag. De rechtbank heeft de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eiser, vastgesteld op € 1.024,-.