3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Is aangever tegen het hoofd geschopt?
De politie heeft de beelden bekeken van de toezichtcamera’s waarop de incidenten van die avond zijn te zien. De beschrijving van de beelden luidt – voor zover hier van belang – als volgt. In de beschrijving wordt aangever [slachtoffer 1] aangeduid met ‘slachtoffer 1’ en worden de verdachte en zijn medeverdachten bij hun eigen naam genoemd.
Camera 8136 - [adres 3]
1:37:28 – (…) [medeverdachte 2] en [verdachte] lopen richting de [adres 2]. [medeverdachte 2] rent vervolgens terug naar slachtoffer 1. Slachtoffer 1 is gaan zitten op de grond. [medeverdachte 2] rent naar slachtoffer 1 toe en trapt slachtoffer 1 tegen het hoofd met zijn rechter been. [medeverdachte 2] trapt nog een keer, terwijl slachtoffer 1 op de grond ligt. [medeverdachte 2] stompt slachtoffer 1 tweemaal terwijl slachtoffer 1 op de grond ligt. [medeverdachte 2] trapt twee keer tegen slachtoffer 1, ter hoogte van het hoofd van slachtoffer 1. (…)
Camera 8138 - [adres 2]
(…)
1:41:59 - Ik zie dat slachtoffer 1 vanaf de [adres 3] de [adres 2] inloopt.
1:42:00 - Ik zie dat [medeverdachte 2] weer in beeld verschijnt vanaf de [adres 4] in de richting van de [adres 3]. (…) Ik zie dat [medeverdachte 2] in de richting van slachtoffer 1 rent. (…) Ik zie dat [verdachte] naar [medeverdachte 2] toe gerend komt. (…) Ik zie dat [medeverdachte 1] zich bij [medeverdachte 2] en [verdachte] heeft gevoegd. (…) Ik zie dat [medeverdachte 2] slachtoffer 1 ongeveer een meter in de lucht tilt. Ik zie dat [medeverdachte 2] met kracht slachtoffer 1 op de grond gooit. Ik zie dat slachtoffer 1 met zijn rug op de grond terecht komt. Ik zie dat de drie verdachten om slachtoffer 1 heen staan, terwijl slachtoffer 1 op de grond ligt. Ik zie dat slachtoffer 1 op zijn zij gaat liggen, terwijl alle drie de verdachten hem trappen. Ik zie dat [medeverdachte 2] 7 keer tegen het hoofd en op het hoofd trapt. Ik zie dat [medeverdachte 2] op het hoofd trapt, omdat [medeverdachte 2] zijn been optilt en vervolgens met kracht neer laat komen. Ik zie dat [medeverdachte 1] 7 keer tegen het hoofd en op het hoofd trapt. Ik zie dat [medeverdachte 1] op het hoofd trapt, omdat [medeverdachte 1] zijn been optilt en vervolgens met kracht neer laat komen. Ik zie dat [verdachte] 3 keer ter hoogte van het hoofd trapt. Ik zie dat de drie verdachten stoppen met trappen. Ik zie dat slachtoffer 1 blijft liggen op zijn rechter zij.
1:42:29 - Ik zie dat [medeverdachte 2] slachtoffer 1 trapt tegen zijn rug. Ik zie dat [verdachte] tegen de rug van slachtoffer 1 trapt en drie maal tegen het hoofd.
1:42:37 - Ik zie dat de drie verdachten in de richting van de [adres 4] lopen. Ik zie dat slachtoffer 1 blijft liggen. (...)
Ter zitting heeft de rechtbank de beelden afgespeeld en zelf waargenomen wat daarop te zien is. De verdachte heeft zichzelf op de beelden herkend. Daarbij heeft de rechtbank vastgesteld dat de beschrijving van de camerabeelden door de politie overeenkomt met de waarneming van de rechtbank ter zitting. Uit de beelden blijkt dat aangever op twee locaties is geslagen en geschopt en dat hij vele slagen en schoppen heeft gekregen. Deze schoppen werden door alle verdachten en met geschoeide voet gegeven. Het hoofd van het slachtoffer is weliswaar niet zichtbaar op de beelden, maar wel is zichtbaar dat de drie verdachten neerwaartse trapbewegingen maken vlak naast de schouder van aangever, in de richting van de plek waar het hoofd van aangever zich bevindt in het verlengde van de romp, en dat zij de voet daarbij verder doorhalen dan wanneer die trappen zouden neerkomen op de rug of de schouders van aangever. Dat daarbij kracht wordt gebruikt blijkt uit het feit dat de verdachten stampende bewegingen naar het hoofd maken, de voet eerst naar achteren brengen en daarna uithalen, en zelfs springend naar het hoofd trappen.
Op basis van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte en zijn medeverdachten tegen het hoofd van aangever hebben geschopt. Dit wordt bevestigd door de geneeskundige verklaring waarin het letsel wordt beschreven. Daaruit blijkt dat het vastgestelde letsel bestond uit hoofdtrauma met bewustzijnsverlies en kneuzingen aan twee nekwervels. Dit letsel past bij het geweld dat de rechtbank op de camerabeelden heeft waargenomen. Dat aangever geen althans nauwelijks zichtbaar letsel had aan het gezicht, zoals de verdediging heeft aangevoerd, doet daaraan niet af. Het ontbreken van zichtbaar letsel aan het gezicht van aangever is immers te verklaren uit de omstandigheid dat aangever met zijn armen probeerde zijn hoofd te beschermen. Daar komt bij dat uit de beelden blijkt dat de schoppen zich voornamelijk hebben gericht op de nek en het achterhoofd van de aangever, en aangever in lijn hiermee heeft verklaard dat hij allemaal bulten voelde op zijn hoofd, nek en rug.
Had de verdachte opzet op de dood van aangever?
Hiervoor is vastgesteld dat het geweld tegen aangever onder meer bestond uit meerdere schoppen tegen het hoofd van aangever. Vervolgens is de vraag aan de orde of deze handelingen aan te merken zijn als een poging tot doodslag in vereniging of als een poging tot zware mishandeling in vereniging.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting niet blijkt dat de verdachte het volle opzet had op de dood van aangever. Dan rijst de vraag of er sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood. Daarvan is sprake als kan worden vastgesteld dat de kans op de dood van het slachtoffer door het handelen van de verdachte aanmerkelijk was en de verdachte deze kans bewust heeft aanvaard.
De rechtbank overweegt dat het hoofd bij uitstek een kwetsbaar en vitaal deel van het lichaam betreft. Naar algemene ervaringsregels kan het meermalen met geschoeide voet schoppen tegen het hoofd leiden tot de dood van het slachtoffer, omdat het schedel- en hersenletsel met dodelijke afloop tot gevolg kan hebben. Hiervoor heeft de rechtbank reeds vastgesteld dat aangever vele keren tegen het hoofd is geschopt. Uit het dossier blijkt dat de politie achttien schoppen tegen het hoofd en vier schoppen ter hoogte van het hoofd heeft geteld. Dit vond plaats tijdens twee verschillende incidenten, waartussen slechts enkele minuten waren verstreken. De trappen werden gegeven door drie personen tegelijkertijd, terwijl het slachtoffer al die tijd weerloos op de grond lag. Hiervoor is al vastgesteld dat dit met kracht gebeurde. Uit het letsel blijkt ten slotte dat vooral tegen de achterkant van het hoofd en tegen de nek is geschopt. Gelet op al deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de kans op het intreden van de dood van aangever in dit geval aanmerkelijk was.
Uit het feit dat de schoppen op verschillende locaties zijn gegeven en de verdachten wegliepen en weer terugkwamen, leidt de rechtbank bovendien af dat de verdachte de kans op het intreden van de dood bewust heeft aanvaard. Daarmee is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van aangever.
Conclusie t.a.v. feit 1
De rechtbank acht op basis van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte, samen met de medeverdachten, aangever meermalen met schoeide voet en met kracht heeft geschopt tegen het hoofd en het lichaam. Dit handelen moet worden gekwalificeerd als een poging tot doodslag in vereniging.
Van het stompen tegen het hoofd/gezicht en het lichaam zal de verdachte worden vrijgesproken, omdat dit handelen – indien bewezen – niet zonder meer kan worden gekwalificeerd als een poging tot doodslag in vereniging.
Feit 2
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu de verdachte een bekennende verdachte is als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en de verdediging geen vrijspraak heeft bepleit – zal volstaan met een opsomming van deze bewijsmiddelen, te weten:
- het proces-verbaal van bevindingen van 7 juni 2019, p. 84-86;
- het proces-verbaal van bevindingen van 9 juni 2019, p. 104;
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 17 september 2019.
Van het onderdeel ‘één van die onbekend gebleven personen aan zijn capuchon te trekken’ zal de verdachte worden vrijgesproken, omdat dit niet zonder meer kan worden gekwalificeerd als het plegen van geweld.