ECLI:NL:RBDHA:2019:10103

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 augustus 2019
Publicatiedatum
27 september 2019
Zaaknummer
09/808306-18 en 09/852249-18
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot uitvoer van harddrugs en witwassen met aanzienlijke hoeveelheden cocaïne en andere verdovende middelen

Op 15 augustus 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de uitvoer van grote hoeveelheden harddrugs, waaronder 81 kilogram cocaïne en 31 kilogram cocaïne, 10 kilogram crack en 3 kilogram heroïne. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van de uitvoer van deze drugs naar het Verenigd Koninkrijk en het witwassen van een bedrag van € 22.672,70, dat afkomstig was uit misdrijf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 31 juli 2018 in zijn bestelbus, waarin twee vrachtwagenbanden met daarin verstopt 81 pakketten cocaïne waren aangetroffen, op weg was naar een afleverlocatie. De verdachte had eerder in maart 2018 een andere partij harddrugs, bestaande uit 44 kilogram, naar het Verenigd Koninkrijk vervoerd. De rechtbank achtte de betrokkenheid van de verdachte bij deze drugstransporten bewezen, evenals het witwassen van het geld dat hij met deze activiteiten had verdiend. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zeven jaar op, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de schadelijke gevolgen van de drugshandel voor de volksgezondheid.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 09/808306-18 en 09/852249-18 (gev. t.t.z.)
Datum uitspraak: 15 augustus 2019
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen verdachte:
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1986 te [geboorteplaats] ),
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Maatschapslaan 1, te Alphen aan den Rijn.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak met parketnummer 09/808306-18 is pro forma behandeld op de terechtzitting van 13 november 2018.
Op de terechtzitting van 7 februari 2019 is die zaak wederom pro forma behandeld en is voorts de zaak met parketnummer 09/852249-18 daarbij gevoegd, opdat die zaken gelijktijdig worden behandeld.
Het onderzoek in beide zaken is vervolgens verder gehouden op de terechtzittingen van
7 mei 2019 (pro forma) en 1 augustus 2019 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. B.C.C. van Roessel en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. F.D.W. Siccama naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van 1 augustus 2019 – ten laste gelegd dat:
parketnummer 09/808306-18
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 juli 2018 tot en met 31 juli 2018 te Gouda en/of te Waarder (gemeente Bodegraven-Reeuwijk) en/of te Bodegraven en/of elders in Nederland, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf, om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland te brengen, al dan niet als
bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, 81 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, hebbende hij en/of zijn mededader(s):
- ( meermalen) naar een garage gereden en/of een aldaar en/of zelf met zijn mededader(s) een of meer vrachtwagenband(en) van een velg af laten halen en/of gehaald en/of
- ( meermalen) cocaïne verpakt en/of geplaatst en/of verstopt in een of meer vrachtwagenband(en) en/of
- ( meermalen) met elkaar en/of (een) (contactpersoon van) opdrachtgever(s) telefonisch contact gehad en/of gelegd en/of onderhouden (telkens) (onder meer) om informatie door te geven en/of te ontvangen en/of instructies en/of aanwijzingen te geven en/of te ontvangen en/of
- ( meermalen) afspraken gemaakt om elkaar te ontmoeten en/of
- voornoemde (hoeveelheid) cocaïne in zijn, verdachtes, auto ( [kenteken 1] ) laten plaatsen en/of heeft/hebben geplaatst en/of gehad en/of
- in de auto ( [kenteken 1] ) gestapt en/of via de A12 in richting van de BP nabij Woerden, althans in de richting van Utrecht, gereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 31 juli 2018 te Gouda en/of Bodegraven en/of te Waarder (gemeente Bodegraven-Reeuwijk), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, 81 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 31 juli 2018 te Gouda en/of te Bodegraven, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
1. kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
parketnummer 09/852249-18 (gev. t.t.z.)
1.
hij in of omstreeks de periode van 22 maart 2018 tot en met 23 maart 2018 te Bodegraven en/of Hapert, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als
bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, 31 kg cocaïne en/of 10 kg crack en/of 3 kg heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en/of crack en/of heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2017 tot en met 31 december 2018, te Bodegraven en/of Gouda en/of elders in Nederland, althans in Nederland, (telkens) één of meer geldbedrag(en) (circa EUR 22.672,70) heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van dat/die geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat die dat/die geldbedrag(en) op geheel of gedeeltelijk
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.

3.Geldigheid van de dagvaarding feit 2, parketnummer 09/808306-18

3.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat onder feit 1 de gehele cocaïnevangst van 81 kilogram ten laste is gelegd, maar dat de onder feit 2 ten laste gelegde één kilogram cocaïne daar deel van uitmaakt. Daarmee is de tenlastelegging innerlijk tegenstrijdig en moet deze voor wat betreft feit 2 nietig worden verklaard.
3.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank volgt het verweer van de verdediging niet. Bij de beoordeling van de geldigheid van de tenlastelegging is niet alleen de tekst van de tenlastelegging van belang. De tenlastelegging moet worden bezien in verband met concrete omstandigheden zoals de proceshouding van verdachte en de inhoud van het dossier. Simpel uitgedrukt is de kernvraag of voldoende duidelijk is wat het verwijt inhoudt.
In het licht van wat ter terechtzitting is besproken, de inhoud van het dossier en de feitelijke beschrijving van de vermeende handelingen van verdachte in de tenlastelegging is volstrekt duidelijk welk verwijt hem wordt gemaakt en tegen welke concrete beschuldigingen verdachte zich heeft moeten verweren. De steller van de tenlastelegging heeft kennelijk bedoeld beide hoeveelheden cocaïne afzonderlijk ten laste te leggen. De ten laste gelegde gedragingen met betrekking tot de cocaïne zien op verschillende momenten. Het komt vervolgens op een waardering van het bewijs aan of de beide feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen en die vraag raakt niet aan de geldigheid van de tenlastelegging.

4.Vrijspraak van feit 2, parketnummer 09/808306-18

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich blijkens haar op schrift gestelde requisitoir op het standpunt gesteld dat dit feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Kort voordat verdachte werd aangehouden met 81 kilogram cocaïne verpakt in 81 afzonderlijke pakketten van één kilo, verstopt in vrachtwagenbanden in zijn bestelbus, was verdachte bij een garagebedrijf langs geweest om een vrachtwagenband van een velg te laten halen, waarbij door de garagehouder werd ontdekt dat er een pakketje in de band was verstopt. Het kan niet anders dan dat ook dit pakketje, net als voornoemde 81 pakketten, één kilogram cocaïne bevatte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte weet had van het pakket in de vrachtwagenband.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte wordt verweten dat hij (kort gezegd) op 31 juli 2018 opzettelijk heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, één kilogram cocaïne. Uit het dossier blijkt dat verdachte op 31 juli 2018 een vrachtwagenwiel heeft aangeboden bij een Profile Tyrecenter in Gouda. Toen de band van de velg werd gehaald, zag de medewerker van het bedrijf een pakketje in de band, waarvan hij vermoedde dat het drugs bevatte. Dat pakket is echter niet onderzocht, zodat niet vaststaat wat de inhoud en het gewicht van (de inhoud van) het pakket is geweest. Zodoende staat naar het oordeel van de rechtbank niet vast dat het pakket cocaïne bevatte. Gelet hierop moet verdachte van dit feit worden vrijgesproken.

5.Bewijsoverwegingen

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich – op grond van de inhoud van haar ter terechtzitting overgelegde schriftelijke requisitoir – op het standpunt gesteld dat de aan verdachte onder 1 onder parketnummer 09/808306-18 en de onder 1 en 2 onder parketnummer 09/852249-18 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Daartoe is naar voren gebracht dat uit het dossier blijkt dat verdachte een belangrijke schakel was in grootschalige drugstransporten naar het buitenland. Verdachte kocht vrachtwagenbanden en vervoerde die banden, waarin harddrugs waren verstopt, met zijn geprepareerde bestelbus naar vrachtwagenchauffeurs, die de banden vervolgens exporteerden. Hiermee is sprake van (verlengde) uitvoer van harddrugs.
Eén transport heeft daadwerkelijk plaatsgevonden in de periode van 22 tot en met 23 maart 2018 (parketnummer 09/852249-18, feit 1), waarbij de vrachtwagenchauffeur [naam 1] in Engeland is aangehouden, terwijl hij drugs vervoerde die waren verstopt in een reservewiel dat onder zijn vrachtwagen was bevestigd.
Bij een ander transport is het bij een poging tot uitvoer van harddrugs gebleven, omdat verdachte op 31 juli 2018 door de politie is aangehouden terwijl hij twee vrachtwagenbanden vervoerde in zijn geprepareerde bestelbus, terwijl er drugs (in totaal 81 pakketten met daarin telkens één kilogram cocaïne) zaten verstopt in die banden (parketnummer 09/808306-18, feit 1).
Ten slotte heeft verdachte het geld dat hij met deze activiteiten heeft verdiend witgewassen. Hij had geen legaal inkomen, maar hij was klaarblijkelijk wel in staat om in zijn levensonderhoud te voorzien. Gelet op de gemaakte kasopstelling kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte een bedrag van € 22.672,70 heeft witgewassen (parketnummer 09/852249-18, feit 2).
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich – op grond van de inhoud van zijn ter terechtzitting overgelegde pleitnota – primair op het standpunt gesteld dat verdachte van alle ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken.
Parketnummer 09/808306-18, feit 1
Door de raadsman is aangevoerd (kort samengevat) dat verdachte handelde in opdracht van ene [naam 2] . Hij kreeg de opdracht om met een ander naar een garage te gaan om een band van een velg te laten halen. Daar werd ontdekt dat een pakketje in de band was verstopt en daar bleek cocaïne in te zitten, maar verdachte wist daar niets van. Vervolgens moest verdachte naar een plek rijden, waar twee banden in zijn bestelbus zijn gelegd, welke banden hij naar weer een andere plek moest brengen. Een ander zou deze banden daar van hem overnemen. In deze banden bleken 81 pakketten cocaïne te zijn verstopt. Verdachte kreeg geld voor het in opdracht van [naam 2] vervoeren van deze banden, maar hem was niet verteld dat daarin cocaïne was verstopt. Volgens de raadsman is het aldus naar voren gebrachte alternatieve scenario niet in strijd met de bewijsmiddelen, en is daarvoor in het dossier juist steun te vinden.
Dat verdachte wel vermoedde dat het ‘niet in de haak was’, wil nog niet zeggen dat hij wist dat hij cocaïne in de banden vervoerde. Gelet hierop kan niet worden bewezen dat verdachte opzettelijk 81 kilogram cocaïne heeft vervoerd. Ook kan om die reden niet worden bewezen dat verdachte heeft geprobeerd die 81 kilogram cocaïne uit te voeren. Ook indien ervan moet worden uitgegaan dat verdachte wist dat het ging om cocaïne, bevat het dossier onvoldoende bewijs om te concluderen dat verdachte daarnaast weet had van het feit dat deze 81 pakketten naar het buitenland zouden worden vervoerd. Een mogelijke bewezenverklaring van de uitvoer van harddrugs naar Engeland in maart 2018, zoals onder feit 1 (parketnummer 09/852249-18) ten laste is gelegd, maakt dat niet anders. Daaruit kan immers niet worden afgeleid dat ook de 81 pakketten zouden worden vervoerd naar het buitenland.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat hooguit kan worden bewezen dat verdachte twee pakketten met totaal 2 kilogram cocaïne (in elke band één pakket met elk één kilogram cocaïne) voorhanden heeft gehad/heeft vervoerd.
Parketnummer 09/852249-18, feit 1
Door de raadsman is het volgende naar voren gebracht (kort samengevat). Vrachtwagenchauffeur [naam 1] is in Engeland aangehouden, nadat was ontdekt dat hij harddrugs vervoerde in zijn reservewiel. Uit het dossier blijkt echter niet van betrokkenheid van verdachte bij dit drugstransport. De foto’s van het identiteitsbewijs van [naam 1] en de vrachtwagen van [naam 1] op de aangetroffen usb-sticks hebben geen bewijswaarde, nu daaruit niet blijkt dat verdachte en [naam 1] elkaar op 22 maart 2018 hebben ontmoet. Op de foto’s zijn zij in elk geval niet te zien. Het is bovendien mogelijk dat andere personen de foto’s hebben gemaakt en dat die foto’s later op de usb-sticks terecht zijn gekomen. Ook is onduidelijk op welk moment de aangetroffen foto’s zijn gemaakt. Ten slotte kan uit de tapgesprekken over de usb-sticks niet volgen dat verdachte bij dit drugstransport betrokken is geweest.
Zelfs al zou ervan worden uitgegaan dat er een link bestaat tussen [naam 1] en verdachte, dan nog bevat het dossier onvoldoende bewijs dat verdachte de band heeft gevuld met de aangetroffen pakketten drugs. De redenering van het openbaar ministerie dat dat gelet op alle omstandigheden niet anders kan zijn, is onvoldoende. Gelet hierop moet verdachte van het medeplegen van uitvoer van drugs worden vrijgesproken.
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat, indien er al van wordt uitgegaan dat verdachte de band heeft gevuld met drugs, niet kan worden bewezen dat sprake is van het medeplegen van het uitvoeren van die drugs. Van nauwe en bewuste samenwerking tussen [naam 1] en verdachte blijkt niet en verdachte heeft geen substantiële rol gehad bij de uitvoer. Zijn rol is eerder te kwalificeren als die van medeplichtige, maar dat is niet ten laste gelegd.
Parketnummer 09/852249-18, feit 2
Door de raadsman is aangevoerd (kort samengevat) dat geen contant geldbedrag onder verdachte is aangetroffen en dat voor een bewezenverklaring van witwassen meer nodig is dan alleen een schatting achteraf van beweerde door verdachte gedane uitgaven. Onder die omstandigheden hoeft verdachte geen verklaring af te leggen over die uitgaven. Gelet hierop moet verdachte van witwassen worden vrijgesproken.
Subsidiair is naar voren gebracht dat het gaat om geld dat uit eigen misdrijf afkomstig is, terwijl uit het dossier niet volgt dat verdachte handelingen heeft gepleegd die zien op het verhullen of verbergen van dat geld. Ook om die reden moet verdachte van witwassen worden vrijgesproken.
Meer subsidiair is bepleit de ten laste gelegde periode in te korten, nu verdachte vanaf
31 juli 2018 gedetineerd zat, zodat niet kan worden bewezen dat hij zich tot en met
31 december 2018 schuldig heeft gemaakt aan witwassen. Ook moet het bedrag worden verlaagd, omdat niet alle uitgaven kunnen worden gekwalificeerd als witwassen.
5.3
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Parketnummer 09/808306-18 (feit 1) en parketnummer 09/852249-18 (feit 1)
I Algemeen beeld ten aanzien van verdachte
De bestelbus van verdachte
Op 31 juli 2018 werd verdachte door de politie in Waarder
(de rechtbank begrijpt: gemeente Bodegraven-Reeuwijk)als bestuurder in een bestelbus van het merk/type Renault Trafic, [kenteken 1] (hierna: de bestelbus), aangetroffen. In de laadruimte van de bestelbus werden twee grote vrachtwagenbanden
(de rechtbank begrijpt, gelet op de bijgevoegde foto’s: vrachtwagenwielen, te weten telkens een metalen velg met een band eromheen)aangetroffen. [2]
Op camerabeelden van de Shell in Bodegraven van 31 juli 2018 is te zien dat deze bestelbus daarvoor nog, omstreeks 10:00 uur, bij een pomp stond. Verbalisant [naam 3] zag op de beelden dat de bestelbus was voorzien van rood/witte strepen en dat op de bestelbus de naam ‘Truckservice NL’, het [nummer 1] en enkele bandenmerken stonden. [3]
Uit onderzoek is gebleken dat deze bestelbus sinds 12 januari 2017 in eigendom toebehoort aan het bedrijf [naam 4] . [4] Tijdens een onderzoek in de bestelauto is door de politie een kentekenbewijs behorend bij de bestelbus met [kenteken 1] aangetroffen, op naam van [naam 4] [5] Verdachte is enig bestuurder van deze BV. [6]
Uit navraag bij de verkoper van de bestelbus en de door hem overgelegde foto’s van die bestelbus is gebleken dat de bestelbus geheel wit, zonder stickers van een naam en/of een telefoonnummer, is verkocht. [7]
Verdachte heeft verklaard dat de bestelbus op zijn naam staat, dat hij een fruitbedrijf heeft gehad maar dat dat bedrijf is mislukt en dat de bestelbus in geen enkele relatie staat tot het werk dat hij doet. [8]
Door de politie is nader onderzoek gedaan naar de logo’s, reclames en telefoonnummers die vermeld staan op de bestelbus.
Op de achterzijde van de bestelbus staat het [telefoonnummer 1] ’. Het blijkt te gaan om een Duits servicenummer behorende bij de 24 uurs fabrieksservice van Renault Trucks, maar als je dit nummer vanuit Nederland belt, kom je terecht bij pakketbezorger TNT. Voorts staat op de achterzijde van de bestelbus de naam ‘Truckservice NL’. Een bedrijf of website met deze naam blijkt echter niet te bestaan.
Op de zijkant van de bestelbus staat het [telefoonnummer 2] ’, dat het telefoonnummer van de fabrieksservice van DAF Trucks blijkt te zijn. Ook staat op de zijkant van de bestelbus het opschrift ‘MTS’ en ‘Mobiele Truck Service’, maar er blijkt in Nederland geen bedrijf te bestaan met die naam.
Geconcludeerd wordt door de politie, gelet op voorgaande bevindingen en op het feit dat de bestelbus geheel wit is verkocht, dat de bestelbus na aankoop is voorzien van bestickering die uiterlijk doet vermoeden dat het om een mobiele truck dienstverlener gaat, maar dat het in de praktijk niet mogelijk is om daadwerkelijk met deze serviceverlener in contact te komen. [9]
Ten slotte is de bestelbus door de Belastingdienst/Douane nader onderzocht. Daaruit is naar voren gekomen dat door het plaatsen van een houten constructie in de laadruimte van het voertuig, het maken van een groot gat in de originele wand van het voertuig, het plaatsen van twee elektrische sloten, het plaatsen van twee metalen pennen aan de rugleuning van de achterbanken en het aanleggen van extra bedrading ten behoeve van de bediening, een
geheime bergplaats is gecreëerd, waardoor de ontstane ruimte gebruikt kan worden om
goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken. Deze afgeschermde ruimte is geen voorziening die standaard in het voertuig aanwezig is of door de fabriek wordt geleverd. De ruimte is dus achteraf ingebouwd en wel op een zeer professionele wijze. [10]
De belangstelling van verdachte voor (oude) vrachtwagenwielen
Van personeel van garage [naam 5] hebben [verbalisant 1] en [verbalisant 2] vernomen dat verdachte al ongeveer drie jaar regelmatig bij hen komt voor vrachtwagenbanden/-wielen. Verdachte kwam ongeveer 5 tot 10 keer per jaar bij hen en vroeg dan om zo oud mogelijke vrachtwagenwielen, die hij contant betaalde. [11]
In de telefoon van verdachte (Huawei) is een micro usb-kaartje aangetroffen waarop een foto is opgeslagen van twee banden. Deze foto bleek te zijn gemaakt op 20 juli 2018. Gelet op de bijbehorende GPS-coördinaten is de foto gemaakt nabij garage [naam 5] . [12]
De garagebox aan de Lindehof te Bodegraven
Uit de politiesystemen bleek dat de bestelbus van verdachte en een persoon met zijn signalement door buurtbewoners is gezien bij een garagebox, gelegen tegenover de woningen aan de [adres 1] in Bodegraven. Door de politie is daar een buurtonderzoek verricht. Daaruit bleek dat de garagebox in gebruik is bij Poolse/Oost-Europese mannen, waaronder een opvallend dikke Poolse man van ongeveer 35-40 jaar oud. Die man komt soms twee keer per week en soms twee keer per maand, maar ook periodes niet, bij die garagebox. Deze man rijdt al een tijd in een opvallende bestelbus met oranje strepen en belettering van een truckservice. Ook staan op die bus telefoonnummers en een plaatje van een truck. Men ziet die bus dan voor de garagebox staan, zodat buurtbewoners niet in de box kunnen kijken. De man is soms langere tijd bezig in/bij die box, meestal met grote vrachtwagenwielen. [13]
Tijdens een doorzoeking van de garagebox op 20 september 2018 werden drie vrachtwagenwielen (telkens een metalen velg met een band eromheen) aangetroffen. [14]
Bij verdachte in beslag genomen ‘crypto-telefoon’
Op 31 juli 2018 is in de bestelbus van verdachte een telefoon van het merk/type ‘BQ Aquarius’ aangetroffen. [15] Uit onderzoek is gebleken dat dit een zogenaamde crypto-telefoon is. De gebruiker van een dergelijke telefoon is moeilijk te achterhalen, de inhoud van de telefoon is volledig versleuteld als de telefoon wordt aangezet en de hardware van de telefoon is zodanig aangepast dat alles wat de privacy in gevaar kan brengen (camera, GPS, data-aansluiting of microfoon) is verwijderd. Het is de politie bekend dat dergelijke telefoons vaak door criminelen wordt gebruikt. [16]
Tussenconclusie 1
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat verdachte zich al enige tijd bezig hield met het vergaren van voornamelijk oude vrachtwagenbanden en dat hij daarmee handelingen verrichtte in een garagebox in Bodegraven.
Voorts maakte verdachte gebruik van een bestelbus die kennelijk zo was ingericht dat in een verborgen ruimte in die bestelbus voorwerpen aan het toezicht konden worden onttrokken. Deze bestelbus stond op naam van het fruitbedrijf van verdachte, maar de aan de buitenzijde van de bestelbus aangebrachte bestickering duidde op een truckservice voor vrachtwagens. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is echter niet gebleken dat verdachte daadwerkelijk werkzaamheden (al dan niet met vrachtwagenwielen) verrichtte in het kader van een truckservice. Bovendien waren op de bus namen van niet bestaande bedrijven aangebracht met telefoonnummers van andere bedrijven. De rechtbank concludeert dan ook dat verdachte, hoewel hij rondreed met een bestelbus die anders doet vermoeden, geen truckservice exploiteerde.
Ten slotte is gebleken dat verdachte in het bezit was van een zogenoemde crypto-telefoon, waarvan het de rechtbank ambtshalve bekend is dat dergelijke telefoons in het criminele milieu worden gebruikt.
II De aanwezigheid van 81 kilogram cocaïne op 31 juli 2018
Op 31 juli 2018, omstreeks 8:40 uur, kreeg de politie de melding van een medewerker van [naam 5] , dat twee mannen in een bestelbus met het [kenteken 1] bij deze garage arriveerden en dat werd gevraagd om een vrachtwagenband van de velg te halen. Het wiel lag achterin de bestelbus van de mannen en is vervolgens de garage binnen gebracht. Toen de band los was gehaald van de velg, zag de medewerker van de garage in de band een bruin vierkant pakketje zitten, in plastic verpakt. Hij vermoedde dat het pakketje drugs bevatte. Daarop is de band teruggegeven aan de mannen, die vervolgens in hun bestelbus zijn weggereden. [17]
Zoals hiervoor al is overwogen, werden later die dag in de laadruimte van genoemde bestelbus waarin verdachte reed twee vrachtwagenbanden aangetroffen (zie hiervoor onder I). De verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] zijn vervolgens met de bestelbus van verdachte naar [naam 5] gereden. Daar werden de banden van de velgen gehaald. In de ene band bleken 34 gesealde pakketten en in de tweede band 47 gesealde pakketten te zijn verstopt. [18]
Uit onderzoek aan die 81 gesealde pakketten bleek dat elk van die pakketten een nettogewicht van 1 kilogram had. Het totaalgewicht van de pakketten bedroeg derhalve 81 kilogram. Bij uitgevoerde kleurenreactietests op substanties uit deze pakketten bleek het bij de inhoud van de pakketten vermoedelijk te gaan om cocaïne. [19]
Vervolgens zijn er acht monsters genomen uit de 81 pakketten en zijn die voor nader onderzoek verzonden naar het NFI. Door het NFI is geconcludeerd dat de monsters allemaal cocaïne bevatten. [20]
Verdachte heeft verklaard dat hij twee banden achterin zijn bestelbus had liggen, die hij naar de parkeerplaats bij het BP tankstation vlakbij Woerden, gelegen aan de rijksweg A12 gaande in de richting van Utrecht, moest rijden waar een ander die banden van hem zou overnemen. [21]
Tussenconclusie 2
Uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte op 31 juli 2018 in zijn bestelbus in totaal 81 pakketten cocaïne vervoerde, die waren verstopt in twee vrachtwagenbanden. Deze bevindingen passen naar het oordeel van de rechtbank bij het beeld dat de rechtbank hiervoor onder het kopje ‘Tussenconclusie 1’ heeft geschetst, te weten dat verdachte al enige tijd handelingen verrichtte met vrachtwagenwielen, dat hij gebruik maakte van een bestelbus die klaarblijkelijk zo is ingericht en bestickerd dat deze als dekmantel voor het vervoer van die vrachtwagenwielen moest dienen en dat verdachte zich bediende van een crypto-telefoon, welk type telefoon in het criminele circuit onder meer wordt gebruikt bij de uitvoer c.q. het vervoer van harddrugs.
Uit al deze hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd, leidt de rechtbank af dat verdachte zich heeft beziggehouden met het vervoeren van harddrugs in vrachtwagenbanden.
III De uitvoer van harddrugs
De aanhouding van [naam 1] in het Verenigd Koninkrijk na de ontdekking van harddrugs in het reservewiel van de vrachtwagen
Uit de uitvoeringsstukken behorend bij het rechtshulpverzoek aan het Verenigd Koninkrijk blijkt dat op 23 maart 2018 omstreeks 4:45 uur een vrachtwagen-opleggercombinatie met de Poolse [kenteken 2] (trekker, merk: MAN) en [nummer 2] (oplegger), bestuurd door [naam 1] , is gecontroleerd in Dover. Bij een scan werd in één van de reservebanden die onder de trekker hing een afwijking gezien. Bij onderzoek aan deze reserveband bleken daarin 44 pakketten te zijn verstopt, waarin 31 kilogram cocaïne, 10 kilogram crack en
3 kilogram heroïne bleken te zitten. [22]
Door [naam 6] (forensisch expert op het gebied van analyseren van tachografen) is de tachograaf in de vrachtwagen van [naam 1] onderzocht. Aan de hand van de gegevens van de tachometer in de trekker is de route die [naam 1] met de vrachtwagen-opleggercombinatie had gereden nagetrokken. Daaruit bleek dat de vrachtwagen op 21 maart 2018 omstreeks 5:30 uur uit Polen vertrok en ’s avonds omstreeks 19:30 uur aankwam in Duitsland. Op 22 maart 2018 is de vrachtwagen ’s ochtends uit Duitsland vertrokken, waarna die om 12:44 uur aankwam in de omgeving Hapert (Nederland). Vervolgens registreert de tachograaf dat de vrachtwagen op 22 maart 2018 om 21:53 uur vertrok uit Ranst (België), dat de vrachtwagen op 23 maart 2018 omstreeks 1:03 uur arriveerde in Calais (Frankrijk) en daarna aan boord ging van de boot naar Dover en om 4:40 uur van boord ging in Dover.
[naam 6] concludeert dat de vrachtwagen op 22 maart 2018 vanaf 12:44 uur ongeveer acht uur lang heeft stilgestaan bij een rustplaats in Hapert (Nederland), maar toen de tachometer om 21:53 uur weer werd gestart, [naam 1] zich bleek te bevinden in Ranst (België), zo’n 56 kilometer verderop. Er ontbreken volgens [naam 6] dus 56 gereden kilometers. Uit de gegevens blijkt dat er een stroomonderbreking heeft plaatsgevonden in de tachograaf op
22 maart 2018, van 14:33 uur tot 21:08 uur, wat erop duidt dat [naam 1] in staat was de tachograaf onklaar te maken, zodat zelfs als zijn voertuig reed, dat niet werd geregistreerd. Een rust van 9 uur was op dat moment niet wettelijk verplicht. [23]
Verdachte geeft in tapgesprek de vindplaats van twee usb-sticks en wil dat die daar worden weggehaald
Op 18 september 2018 is in de penitentiaire inrichting in Alphen aan den Rijn, waar verdachte op dat moment in voorlopige hechtenis verbleef, vertrouwelijke communicatie opgenomen. Die dag kreeg verdachte (hierna ook: [verdachte] ) bezoek van onder meer de vrouw (hierna: NN) van [naam 7] , de broer van verdachte. Tijdens het opgenomen gesprek wordt (onder meer) het volgende gezegd:
NN : hij vroeg nog of jij die foto's van al die chauffeurs hebt? Of zoiets?
[verdachte] : nou ik heb toch tegen die mafkees verteld waar het is;
NN : ik weet het niet;
[verdachte] : zeg tegen hem dat daar waar die kluis was, weetje, daar is een kastje, een wit kastje, weetje, in mijn kamer, en daar helemaal boven, hij moet een stok pakken of iets en alles is in een tape ingepakt, de telefoons en een pendrive en alles, daar is een kleine inkeping bij het plafond, daar waar dat witte kastje is, het ligt op dat kastje, nou daar tussen dat kastje en het plafond is een kleine opening.
NN : nou want gisteren, want hij heeft gisteren naar die foto's gevraagd;
[verdachte] : wie?
NN : nou die, die, hij heeft naar de foto's van die chauffeurs gevraagd;
NN : nou zij hebben dus juist naar de foto gevraagd;
[verdachte] : zeg; zeg zo tegen hem, dat als hij mijn kamer binnen komt...;
NN : nou, nee, jij, nou nee, het ging erom of jij die bij jou hebt?
[verdachte] : nee! nou wat zeg je! hoezo? ik heb toch gezegd waar die is;
[verdachte] zegt dat NN tegen [naam 7] moet zeggen dat hij dit gelijk in de kamer van [verdachte] moet controleren of die daar nog ligt en dat [verdachte] [naam 7] later gaat bellen want die moet daar zeker liggen, [verdachte] heeft die daar gelegd. [verdachte] vraagt of dat witte kastje daar nog staat, daar waar mijn kamer was, op de 1-ste etage, met die aquarium? [verdachte] legt nog een keer uit waar die ligt, tussen dat witte kastje en het plafond is een kleine inkeping, [naam 7] moet op een ladder gaan staan en moet een stok pakken om die er af te halen. NN zegt dat [naam 7] dit zo gaat doen. [naam 7] wist nu simpelweg niet wat en hoe. [24]
De rechtbank leidt uit voornoemd gesprek af dat verdachte probeert te voorkomen dat de twee usb-sticks – die later zijn aangetroffen in het plafond van de woning [adres 2] te Bodegraven en ten aanzien waarvan hieronder meer staat vermeld – worden gevonden, en dat hij daartoe aan zijn broer, via diens vrouw, de opdracht geeft om die usb-sticks weg te halen.
Aantreffen usb-sticks tijdens doorzoeking en onderzoek naar de inhoud op die usb-sticks
Op 20 september 2018 is de woning aan de [adres 2] in Bodegraven door de politie doorzocht. Op een slaapkamer op de eerste verdieping, in welke kamer een aquarium staat, bovenop een kast, werden twee in plastic gevouwen usb-sticks aangetroffen.
De ene usb-stick had 4 gigabyte opslagruimte. Daarop werden foto’s van de voor- en achterkant van een Pools identiteitsbewijs en van het rijbewijs op naam van [naam 1] aangetroffen. Onderzoek wees uit dat deze foto’s na 23 maart 2018 zijn gemaakt.
De andere usb-stick had 32 gigabyte opslagruimte. Daarop werden foto’s van een MAN trekker, met het Poolse [kenteken 2] , aangetroffen, waarbij onder meer sterk is ingezoomd op het kenteken. De foto’s waren gemaakt op 22 maart 2018 met een BQ Aquarius telefoon.
Ook stonden er foto’s van een vrachtwagen ( [kenteken 3] ) en een oplegger [kenteken 4] ) op de usb-stick opgeslagen, waarbij er tevens een foto was waarbij sterk is ingezoomd op het reservewiel onder de oplegger. Deze foto’s bleken te zijn gemaakt op
16 september 2017.
Voorts stonden op de usb-stick opgeslagen een foto van een oplegger met het Poolse [kenteken 5] en een foto van een andere oplegger met daarnaast de bestelbus van verdachte. Deze foto’s bleken te zijn gemaakt op 19 september 2017.
Ten slotte zijn op de usb-stick foto’s aangetroffen van het rijbewijs van [naam 1] en van de voor- en achterkant van het identiteitsbewijs van [naam 8] . Deze foto’s zijn ook op
19 september 2017 gemaakt. [25]
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat de usb-sticks door de politie zijn aangetroffen op de plek die verdachte heeft genoemd tijdens het hiervoor opgenomen OVC-gesprek.
DNA-onderzoek aan usb-sticks
Voornoemde usb-sticks zijn op de aanwezigheid van DNA onderzocht door het NFI. Uit dat onderzoek is gebleken dat op de zilverkleurige usb-stick 32 GB het DNA-profiel van een man is aangetroffen dat matcht met het DNA-profiel van verdachte. De kans dat het
DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Op de zwarte usb-stick 4 GB is een DNA-mengprofiel aangetroffen van minimaal drie personen. Met betrekking tot dat DNA-profiel concludeert het NFI, dat dit verkregen mengprofiel meer dan één miljard keer waarschijnlijker is wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte en twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van drie willekeurige onbekende personen. [26]
De aanwezigheid van [naam 1] en zijn vrachtwagen en van de bestelbus van verdachte op
22 maart 2018 in Hapert
[verbalisant 5] was gebleken – uit het Verenigd Koninkrijk via een rechtshulp ontvangen ‘Detailed Route Report’, dat de route weergeeft van de vrachtwagen ( [kenteken 2] ) waarin [naam 1] ten tijde van zijn aanhouding reed – dat de vrachtwagen van [naam 1] op 22 maart 2018 langdurig had stilgestaan op de locatie Smaragdweg in Hapert (Nederland). Hij zocht deze locatie op via Google Maps en kwam uit op een gearceerd weggedeelte en een wegverbreding, naast de rijksweg A67. Vervolgens heeft hij die locatie vergeleken met de locatie die is te zien op de foto’s op voornoemde usb-sticks.
Op een foto (hierna: foto 1) is een MAN vrachtwagen met [kenteken 2] afgebeeld op een stuk wegdek. Deze foto was blijkens de bijbehorende data gemaakt op 22 maart 2018 om 15:26 uur. Op een andere foto (hierna: foto 2) is dezelfde MAN vrachtwagen met [kenteken 2] afgebeeld op een stuk wegdek. Naast de vrachtwagen staat een voertuig met [kenteken 1] . Deze foto bleek volgens de bijbehorende data eveneens gemaakt op 22 maart 2018 om 15:26.
De vrachtwagen waarin [naam 1] reed was op 22 maart 2018 om 15:26 uur in Hapert.
Bij vergelijking van de uiterlijke kenmerken van de omgeving en het wegdek die zijn te zien op de foto’s 1 en 2 met de uiterlijke kenmerken van de omgeving en het wegdek van voornoemde locatie naast de rijksweg A67, concludeert [verbalisant 5] dat die plaatsen overeenkomen.
Uit de bijbehorende data van de foto’s 1 en 2 bleek, dat die foto’s zijn gemaakt door een telefoon van het merk ‘BQ’. [27]
De rechtbank stelt aan de hand van Google Maps en een gemaakte berekening van voornoemde locatie naar de Nederlands-Belgische grens vast, dat voornoemde parkeerplaats in Hapert op slechts 6 minuten rijden afstand ligt van de grens met België. [28]
Tussenconclusie 3
Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte wetenschap had van een usb-stick, waarop foto’s waren opgeslagen van de vrachtwagen waarin [naam 1] op 23 maart 2018 ten tijde van zijn aanhouding in Dover reed (foto 1) en van de bestelbus van verdachte ( [kenteken 1] ) terwijl deze naast de vrachtwagen van [naam 1] in Hapert stond (foto 2). Gelet hierop en op de vaststelling van de rechtbank (zie hiervoor onder I) dat verdachte de gebruiker is van de bestelbus met [kenteken 1] , gaat de rechtbank, bij gebrek aan een verklaring van verdachte over zijn aan- of afwezigheid in die bestelbus op 22 maart 2018 in Hapert, ervan uit dat het verdachte is geweest die op 22 maart 2018 met zijn bestelbus naar Hapert is gereden.
Voornoemde foto’s zijn genomen op 22 maart 2018 in Hapert, te weten een plaats zeer dichtbij de grens met België, op het moment dat [naam 1] volgens de tachograaf van zijn vrachtwagen in Hapert was. Voorts stonden op de usb-stick foto’s van het rijbewijs van [naam 1] opgeslagen. De foto’s die op 22 maart 2018 zijn gemaakt, bleken te zijn gemaakt met een telefoon van de fabrikant ‘BQ’. De rechtbank heeft eerder overwogen dat op 31 juli 2018 onder verdachte een BQ telefoon (een crypto-telefoon) in beslag is genomen.
Gelet hierop en op de omstandigheden:
  • dat op deze usb-stick (32 GB) het DNA van verdachte is aangetroffen;
  • dat uit een tapgesprek tussen verdachte en de vrouw van zijn broer blijkt dat verdachte (via die vrouw) zijn broer heeft gevraagd de usb-stick weg te halen uit de woning;
  • dat de usb-stick door de politie is gevonden op de plek die hij zijn broer had aangewezen in voornoemd tapgesprek; en
  • dat verdachte in het bezit was van de crypto-telefoon van het merk ‘BQ’,
concludeert de rechtbank dat de usb-stick van verdachte is en dat hij de daarop opgeslagen foto’s van de vrachtwagen en het rijbewijs van [naam 1] heeft gemaakt. Voorts gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte die foto’s op 22 maart 2018 maakte om vast te leggen dat [naam 1] in die vrachtwagen de partij harddrugs vervoerde. Daarbij betrekt zij ook de hiervoor genoemde foto van een oplegger ( [kenteken 4] ) op de usb-stick van 16 september 2017, waarbij sterk is ingezoomd op het reservewiel onder de oplegger. Tegen de achtergrond van het hiervoor overwogene, rijst het vermoeden dat in dit reservewiel ook verdovende middelen waren verstopt.
IV Eindconclusie
Uit het hiervoor overwogene blijkt dat zowel in de periode van 22 tot en met 23 maart 2018 (parketnummer 09/852249-18, feit 1) als in de periode van 1 juli 2018 tot en met 31 juli 2018 (parketnummer 09/808306-18, feit 1, eerste en tweede cumulatief) sprake is geweest van vervoer van harddrugs verstopt in vrachtwagenbanden. Voorts blijkt daaruit dat verdachte bij beide feiten betrokkenheid heeft gehad. Verdachte was op 22 maart 2018 met zijn bestelbus in Hapert en maakte daar toen foto’s van de vrachtwagen en het rijbewijs van [naam 1] , te weten de chauffeur die met die vrachtwagen de partij harddrugs naar Dover zou vervoeren, en hij vervoerde op 31 juli 2018 een partij van 81 kilogram cocaïne achterin zijn bestelbus. Kort daarvoor was hij bij de garage om een vrachtwagenband van een velg te laten halen.
Naar algemene ervaringsregels is het uitvoeren c.q. vervoeren van grote hoeveelheden harddrugs niet mogelijk zonder dat daar een georganiseerd verband bij betrokken is. De rechtbank acht het ondenkbaar dat een organisatie dergelijke partijen drugs (81 kilogram en 44 kilogram), die een enorme geldelijke waarde vertegenwoordigen, laat vervoeren door personen die geheel onwetend zijn ten aanzien van de aanwezigheid van die drugs in hun voertuigen. Dat zou immers onaanvaardbaar grote risico’s meebrengen, in economische zin, maar ook wat betreft strafvervolging. Het kan met andere woorden naar het oordeel van de rechtbank in de hiervoor geschetste context niet anders dan dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van (81 kilogram) cocaïne in de vrachtwagenbanden die hij op 31 juli 2018 vervoerde en dat hij hierop ook het opzet heeft gehad.
Hetzelfde geldt naar het oordeel van de rechtbank voor de partij die door [naam 1] naar Dover is vervoerd in de periode van 22 tot en met 23 maart 2018, waarbij de rechtbank ervan uitgaat dat verdachte degene is geweest die de met harddrugs gevulde reserveband met zijn bestelbus naar Hapert heeft gebracht, waarna deze onder de vrachtwagen van [naam 1] is geplaatst.
Uitvoer in de zin van de Opiumwet is een ruim begrip, waaronder de verlengde uitvoer kan worden begrepen. In artikel 1, vijfde lid, van de Opiumwet is bepaald dat onder buiten het grondgebied van Nederland brengen van middelen, bedoeld in artikel 2 van de Opiumwet, is begrepen:
“het buiten het grondgebied van Nederland brengen van de voorwerpen of goederen, waarin die middelen verpakt of geborgen zijn en
het met bestemming naar het buitenland vervoeren, ten vervoer aannemen of ten vervoer aanbieden, het ten uitvoer dan wel ten wederuitvoer aangeven.”
Hoewel onduidelijk is gebleven hoe, waar en wanneer de partij van 81 kilogram cocaïne zou worden afgeleverd, is de rechtbank van oordeel dat het, mede gelet op de betrokkenheid van verdachte bij de uitvoer van harddrugs in de periode van 22 tot en met 23 maart 2018 en het feit dat het daar ook ging om met pakketten gevulde vrachtwagenbanden, niet anders kan dan dat die partij cocaïne, die op de ochtend van 31 juli 2018 (verstopt in twee vrachtwagenbanden) achterin de auto van verdachte was gelegd, moest worden afgeleverd om naar het buitenland te worden vervoerd. De rechtbank gaat er, gelet op alle omstandigheden in onderling verband bezien, bovendien van uit dat verdachte, naast het opzet op het vervoeren van 81 kilogram cocaïne in vrachtwagenbanden, ook opzet had op de uiteindelijke uitvoer van die cocaïne naar het buitenland. Nu verdachte nabij Utrecht al door de politie is aangehouden tijdens het vervoer van de banden, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een begin van uitvoering van die uitvoer, zodat sprake is van een poging tot (verlengde) uitvoer van 81 kilogram cocaïne. Gelet hierop, en nu niet is gebleken van aanwijzingen die het door de verdediging naar voren gebrachte alternatieve scenario aannemelijk maken, wijst de rechtbank dat scenario van de hand. De rechtbank acht het ten laste gelegde onder parketnummer 09/808306-18, onder feit 1, eerste cumulatief en tweede cumulatief, dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Met betrekking tot de partij van 44 kilogram verschillende harddrugs is de rechtbank van oordeel dat daarmee sprake is van (verlengde) uitvoer als bedoeld in artikel 1, vijfde lid, van de Opiumwet. Zij acht het onder parketnummer 09/852249-18, onder 1, ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank is bij deze feiten sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, waaraan verdachte door de hiervoor omschreven feiten en omstandigheden een bijdrage van voldoende gewicht geleverd heeft om als medepleger te worden aangemerkt.
Hetgeen voor het overige nog door de raadsman is aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.
Parketnummer 09/852249-18, feit 2
Het bewijs
Omdat geen zicht is verkregen op alle individuele transacties en de opbrengsten van strafrechtelijke activiteiten is gekozen voor het opstellen van een kasopstelling over een onderzoeksperiode van 1 januari 2017 tot en met 31 juli 2018 (19 maanden).
Uit de verkregen gegevens blijkt dat de privébankrekening van verdachte niet wordt gebruikt. Het saldo is op 4 januari 2019 negatief.
De zakelijk bankrekening wordt door verdachte nagenoeg alleen gebruikt voor het betalen van de autoverzekering met pechhulpdekking van de bedrijfsbestelbus en een bedrijfsverzekering. Beide worden betaald via automatische incasso's.
De inkomsten op deze bankrekening bestaan uit contante geldstortingen. In 2017 en 2018 zijn contante geldstortingen gedaan op deze rekening voor een totaalbedrag van € 2.989,25.
Verdachte heeft (in Nederland) geen spaartegoeden of enige vorm van vermogen.
Volgens opgevraagde gegevens van de Belastingdienst had verdachte in het jaar 2016 een (legaal) inkomen van € 597,-- en in 2017 een (legaal) inkomen van € 23,--. Over het jaar 2018 zijn door verdachte geen inkomensgegevens ingediend.
Voorts blijkt uit opgevraagde gegevens van de Belastingdienst dat verdachte enig bestuurder en aandeelhouder is van [naam 4] , maar dat nooit sprake is geweest van enige (aan de Belastingdienst opgegeven) omzet. Van inkomen uit eigen onderneming is daarom geen sprake.
Wat betreft de door verdachte gedane uitgaven is het volgende vastgesteld.
Op grond van de op zijn bankrekening voorkomende incasso’s, zijn de bekende kosten als volgt:
- autoverzekering : € 114,53 per maand in 2017 en € 106,55 per maand in 2018);
- autopechhulp : € 5,78 per maand;
- bedrijfsverzekering : € 44,15 per maand in 2017 en € 53,29 per maand in 2018.
Totaal : € 1.973,52 euro per jaar in 2017.
De op zijn bankrekening gestorte € 2.989,25 gaat in zijn geheel op aan bankkosten (totaal
€ 219,50), zijn auto en bedrijfsverzekering en de overboekingen van totaal € 712,-- aan een Poolse bankrekening op naam van [naam 9] . In de opgevraagde periode is totaal € 730,-- opgenomen van de bankrekening.
Het contant gestorte bedrag van € 2.989,25 minus de weer opgenomen contante gelden ad
€ 730,-- is: € 2.259,25 euro. Het startsaldo op de bankrekening was € 432,41 en het eindsaldo was € -57,79, te weten een verschil van € 490,20,--.
Verdachte heeft zijn bestelbus op 12 januari 2017 gekocht voor € 8.100,--.
Omdat onbekend is hoeveel kosten verdachte precies had voor levensonderhoud, wordt uitgegaan van het door het Nibud berekende bedrag van € 2.634,-- per jaar (voor een alleenstaande man). Per maand komt dat neer op € 219,-- (naar beneden afgerond).
Voor wat betreft de kosten van huur is bekend dat [naam 7] (de broer van verdachte) een tijdlang verbleef in de woning aan de [adres 2] in Bodegraven. [naam 7] heeft verklaard dat de door de verhuurder gevraagde huurprijs voor zijn kamer € 400,-- per maand was. De kamer die [naam 7] huurde komt qua afmetingen overeen met de kamer van verdachte. Gelet daarop wordt uitgegaan van dezelfde huurkosten voor verdachte, die totaal (€ 400,-- x 19 maanden = ) € 7.600,-- bedroegen.
Ten slotte is tijdens zijn aanhouding door de politie een contant geldbedrag van € 543,45 bij verdachte aangetroffen.
Het voorgaande opgenomen in een kasopstelling resulteert in het volgende overzicht:
Beginsaldo contant geld : € 0,--
Legale contante ontvangsten inclusief bankopnamen : € 730,-- +
Eindsaldo contant geld (bij fouillering) : € 530,45 -
------------------------
Beschikbaar voor het doen van uitgaven : € 186,55
Werkelijke contante uitgaven : € 22.859,25 -
Contante stortingen € 2.989,25
Nibud € 4.170,--
Huur € 7.600,--
Bestelbus € 8.100,--
-----------------------
Verschil : € 22.672,70. [29]
Verdachte heeft verklaard dat hij met zijn broer een bedrijf heeft gehad voor de handel in fruit, maar dat zij nooit iets hebben kunnen importeren en eigenlijk geen inkomsten met dat bedrijf hebben gehad. [30]
Het oordeel van de rechtbank
Vooropgesteld moet worden dat het gebruik van een kasopstelling bij de beoordeling of sprake is geweest van witwassen in de jurisprudentie algemeen aanvaard is. Van een verdachte die inkomsten heeft verworven die niet passen bij zijn (bekende) inkomen en vermogen, wordt een concrete, verifieerbare en niet op voorhand als hoogst onwaarschijnlijk aan te merken verklaring verwacht over de herkomst van die inkomsten.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte geen legaal inkomen had in de ten laste gelegde periode, maar dat hij wel de uitgaven heeft gedaan zoals die blijken uit de hiervoor opgenomen kasopstelling, te weten totaal € 22.672,70. Naar het oordeel van de rechtbank kan hieraan het vermoeden worden ontleend dat er sprake is van witwassen.
Verdachte heeft geen enkele verklaring gegeven over de herkomst van genoemd geldbedrag.
Gelet op het voorgaande kan het naar het oordeel van de rechtbank daarom niet anders dan dat het geldbedrag dat verdachte heeft verworven en waarvan hij gebruik heeft gemaakt door daarvan de kosten van levensonderhoud te betalen en andere uitgaven te doen van misdrijf afkomstig was.
Nu de rechtbank het ondenkbaar acht dat verdachte geen financiële vergoeding ontvangt voor zijn aandeel in de hiervoor genoemde bewezen verklaarde feiten onder parketnummer 09/808306-18, onder 1, en onder parketnummer 09/852249-18, onder 1, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat voornoemd geldbedrag afkomstig is van dat bewezen verklaarde handelen en soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de ten laste gelegde periode in Bodegraven en/of elders in Nederland een geldbedrag van € 22.672,70 heeft verworven en van dat geldbedrag gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat dat geldbedrag geheel - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen de raadsman heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.
5.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van verdachte bewezen dat:
parketnummer 09/808306-18
1.
hij in de periode van 01 juli 2018 tot en met 31 juli 2018 te Waarder (gemeente Bodegraven-Reeuwijk) en/of elders in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf, om tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland te brengen, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, 81 kilogram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, hebbende
/zijndehij en/of zijn mededader(s):
- naar een garage gereden en aldaar een vrachtwagenband van een velg af laten halen en
- cocaïne verpakt en geplaatst en verstopt in vrachtwagenbanden en
- voornoemde cocaïne in zijn, verdachtes, auto ( [kenteken 1] ) geplaatst en gehad en
- in de auto ( [kenteken 1] ) gestapt en via de A12 in de richting van Utrecht gereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en
hij op 31 juli 2018 te Waarder (gemeente Bodegraven-Reeuwijk), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk heeft vervoerd 81 kilogram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
parketnummer 09/852249-18 (gev. t.t.z.)
1.
hij in de periode van 22 maart 2018 tot en met 23 maart 2018 te Hapert, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, 31 kg cocaïne en 10 kg crack en 3 kg heroïne, zijnde cocaïne en crack en heroïne
telkenseen middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij in de periode van 01 januari 2017 tot en met 31 juli 2018, te Bodegraven en/of elders in Nederland,
eengeldbedrag (EUR 22.672,70) heeft verworven en van dat geldbedrag gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat dat geldbedrag geheel - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

7.De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

8.De strafoplegging

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte vervult een belangrijke rol binnen zijn familie en wil zo snel mogelijk terug naar Polen om voor zijn ernstig zieke vader te zorgen. Voorts is verdachte niet eerder veroordeeld wegens overtreding van de Opiumwet en heeft hij al geruime tijd in voorlopige hechtenis doorgebracht.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in de periode van 22 tot en met 23 maart 2018, samen met één of meer anderen, uitvoeren naar het Verenigd Koninkrijk van 44 kilogram harddrugs. Deze harddrugs waren verpakt in pakketten, die waren verstopt in een vrachtwagenband die als reservewiel onder een vrachtwagen was bevestigd, met welke vrachtwagen naar Dover was gereden.
Daarnaast heeft verdachte zich in de periode van 1 tot en met 31 juli 2018, samen met één of meer anderen, schuldig gemaakt aan een poging tot het uitvoeren van 81 kilogram cocaïne en het vervoeren van die cocaïne op 31 juli 2018. Ook deze partij cocaïne was verpakt in pakketten die waren verstopt in twee vrachtwagenbanden. Het was de bedoeling om deze partij cocaïne, die op 31 juli 2018 door verdachte in zijn bestelbus werd vervoerd, eveneens uit te voeren naar het buitenland, maar door tijdig ingrijpen van de politie is dat voorkomen.
Het gebruik van harddrugs is schadelijk voor de volksgezondheid. De aangetroffen hoeveelheden waren van dien aard, dat deze bestemd moeten zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in verdovende middelen gaat vaak gepaard met andere vormen van criminaliteit, van lichte criminaliteit door drugsgebruikers tot zware, ondermijnende criminaliteit, zoals ernstige geweldsdelicten in het criminele circuit en aantasting van het financiële verkeer door het met de handel in verdovende middelen gepaard gaande witwassen van drugsgelden. Verdachte heeft zich bij het plegen van deze feiten klaarblijkelijk enkel laten leiden door financieel gewin, kennelijk zonder zich te bekommeren om de gezondheidsrisico’s voor anderen, en heeft daarmee niet alleen een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het internationale netwerk van de handel in harddrugs maar heeft daarvan ook zelf deel uitgemaakt. Door gebruik te maken van reguliere goederentransporten voor het transport van harddrugs naar andere landen vindt er vermenging van de boven- en onderwereld plaats, wat zeer kwalijk is.
Tevens is bewezen verklaard dat verdachte in de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 juli 2018 totaal € 22.672,70 heeft witgewassen. Dat geldbedrag moet naar het oordeel van de rechtbank, mede gelet op het feit dat verdachte in die periode niet beschikte over een legaal inkomen, worden aangemerkt als illegale inkomsten die verdachte heeft verdiend met voornoemde overtredingen van de Opiumwet en soortgelijke strafbare feiten. Van dit geld heeft hij in genoemde periode de kosten van levensonderhoud betaald en ook andere uitgaven gedaan.
Gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten (vooral de overtredingen van de Opiumwet) kan naar het oordeel van de rechtbank daarop niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte in Nederland van 3 juli 2019 en van het strafblad van verdachte in Polen van 31 juli 2018. Daaruit blijkt dat verdachte in Nederland en Polen niet eerder is veroordeeld wegens Opiumwetdelicten.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de op te leggen straf mede in aanmerking genomen de LOVS-oriëntatiepunten. Volgens genoemde oriëntatiepunten geldt voor de uitvoer van harddrugs van een hoeveelheid van meer dan 20 kilogram als uitgangspunt voor de op te leggen straf een gevangenisstraf van meer dan 60 maanden. Als sprake is van uitvoer in georganiseerd verband is het uitgangspunt een gevangenisstraf van meer dan 72 maanden. Als strafverhogende factor kan daarbij onder meer de omvang van de partij harddrugs een rol spelen.
Verdachte is betrokken geweest bij de uitvoer van 44 kilogram harddrugs naar het Verenigd Koninkrijk en bij een poging tot het uitvoeren (en het vervoeren) van 81 kilogram harddrugs. In dit geval gaat het dus om twee grote partijen harddrugs met een straatwaarde die vele miljoenen euro’s beloopt. Die betrokkenheid van verdachte heeft – in ieder geval –bestaan uit het aanleveren van met harddrugs gevulde vrachtwagenbanden en het ten behoeve van de organisatie fotograferen van de vrachtwagen waarmee de harddrugs werden vervoerd en van de identiteitspapieren van de chauffeur die verantwoordelijk was voor dat vervoer.
Alles afwegende acht de rechtbank, met de officier van justitie, een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.

9.De in beslag genomen goederen

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de op de beslaglijst vermelde voorwerpen moeten worden verbeurd verklaard.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Onder verdachte zijn – blijkens de in het dossier gevoegde beslaglijst – in beslag genomen en nog niet aan hem teruggegeven:
een bestelauto (Renault Trafic, [kenteken 1] );
een band (Continental HTR, kleur: zwart);
een band (Michelin Multiway, kleur: zwart);
een band (Michelin X Line Energy, kleur: zwart);
een wiel (Stone Bridge, lag achterin bus [kenteken 1] );
een wiel (Michelin X Line, lag achterin bus [kenteken 1] );
een usb-stick;
een telefoon (Aquarius, kleur: zwart).
De rechtbank zal de onder 1, 5, 6, 7 en 8 genoemde voorwerpen verbeurd verklaren. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze voorwerpen aan de verdachte toebehoren en met behulp van deze voorwerpen de onder parketnummer 09/808306-18, onder 1, en het onder parketnummer onder 09/852249-18, onder 1, bewezenverklaarde feiten zijn begaan of voorbereid.
Eveneens zal de rechtbank de onder 2, 3 en 4 genoemde voorwerpen verbeurd verklaren. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien niet is kunnen worden vastgesteld aan wie zij toebehoren en deze voorwerpen tot het begaan van de onder parketnummer 09/808306-18, onder 1, en onder parketnummer 09/852249-18, onder 1, bewezenverklaarde feiten zijn bestemd.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte, voor zover daarvan is gebleken.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
  • 33, 33a, 45, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht;
  • 2 en 10 van de Opiumwet en de daarbij behorende lijst I.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 onder parketnummer 09/808306-18 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 onder parketnummer 09/808306-18 en de onder 1 en 2 onder parketnummer 09/852249-18 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 5.4 bewezen is verklaard, en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
parketnummer 09/808306-18
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van een poging tot het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
en
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
parketnummer 09/852249-18 (gev. t.t.z.)
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 2:
witwassen;
verklaart het bewezenverklaarde en verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
7 (zeven) jaren;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart verbeurd de op de beslaglijst genoemde voorwerpen, te weten:
  • een bestelauto (Renault Trafic, [kenteken 1] ;
  • een band (Continental HTR, kleur: zwart);
  • een band (Michelin Multiway, kleur: zwart);
  • een band (Michelin X Line Energy, kleur: zwart);
  • een wiel (Stone Bridge, lag achterin bus [kenteken 1] );
  • een wiel (Michelin X Line, lag achterin bus [kenteken 1] ;
  • een usb-stick;
  • een telefoon (Aquarius, kleur: zwart).
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.W. Mulder, voorzitter,
mr. S.W.E. de Ruiter, rechter,
mr. M.M. Meessen, rechter,
in tegenwoordigheid van mrs. J. Biljard en I.J.M.W. van der Sanden, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 augustus 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer DH7R018069 (onderzoek Antenne), van de politie eenheid Den Haag, district Alphen aan den Rijn – Gouda, met bijlagen (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 444).
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 7-8; proces-verbaal van bevindingen, p. 10-12.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 44.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 107.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 120.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 111-112.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 109.
8.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] , p. 69-71.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 111-113.
10.Rapport van de Belastingdienst/Douane d.d. 20 oktober 2018, p. 356-360.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 101.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 163-164.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 103-106.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 198-199.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 37.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 161-162.
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 9-10; proces-verbaal van bevindingen, p. 7-8.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 11-12.
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 17-21.
20.Acht rapporten van het Nederlands Forensisch Instituut, allen opgesteld door ing. [naam 10] (NFI-deskundige forensische drugsanalyse), p. 153-160.
21.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 69.
22.Een afzonderlijk in het dossier gevoegde – door beëdigd vertaler M. Bink uit het Engels in het Nederlands vertaalde – getuigenverklaring van [getuige 1] (werkzaam als opsporingsambtenaar bij
23.Een afzonderlijk in het dossier gevoegde – door beëdigd vertaler M. Bink uit het Engels in het Nederlands vertaalde – getuigenverklaring van [naam 6] (werkzaam als senior forensisch expert bij TM Forensics Ltd.) d.d. 13 juni 2018, bestaande uit p. 1-11.
24.Proces-verbaal van bevindingen, p. 283-286.
25.Proces-verbaal van bevindingen, p. 114-119, in samenhang met het proces-verbaal van bevindingen, p. 370.
26.Een afzonderlijk in het dossier gevoegd rapport ‘DNA-onderzoek naar aanleiding van een overtreding van de Opiumwet in Gouda op 31 juli 2018; d.d. 21 juni 2019, opgemaakt door dr. [naam 11] (NFI-deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA).
27.Een afzonderlijk in het dossier gevoegd proces-verbaal van bevindingen parkeerplaats Hapert (met als bijlage het “detailed Route Report’), opgemaakt door [verbalisant 5] , p. 1-6.
28.Eigen waarneming van de rechtbank op www.google.nl/maps, waarbij een route is gepland van de omschreven locatie in Hapert over de A67 naar de Nederlands-Belgische grens.
29.Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel middels kasopstelling, p. 307-315, in samenhang met het proces-verbaal van bevindingen ‘wijziging/aanvulling kasopstelling’ (met bijlagen), p. 371-372.
30.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 70.