6.3Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft samen met een ander zaken van aangever [benadeelde 1] vernield. Kort daarna heeft hij een gesproken spraakbericht naar [benadeelde 1] gestuurd met levensbedreigende woorden. Door zijn handelen heeft verdachte [benadeelde 1] en diens gezin angst aangejaagd. Daarnaast heeft verdachte twee politieambtenaren met de dood bedreigd, terwijl zij juist probeerden verdachte heelhuids van het dak van een flat naar beneden te krijgen. De rechtbank is van oordeel dat politieambtenaren bij de uitoefening van hun werkzaamheden in het bijzonder bescherming tegen dit soort bedreigingen verdienen.
Documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 25 mei 2019, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, onder meer tot (on)voorwaardelijke gevangenisstraf(fen) en een taakstraf. Deze eerdere veroordelingen zijn onherroepelijk. Daarnaast liep verdachte ten tijde van het begaan van de strafbare feiten in een proeftijd. De rechtbank weegt deze omstandigheden ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft met betrekking tot de persoon van verdachte kennisgenomen van onder meer de volgende stukken:
- een Pro Justitia rapportage psychologisch onderzoek van 25 februari 2019, opgesteld door [naam 2] , GZ-psycholoog;
- een Pro Justitia rapportage psychiatrisch onderzoek van 19 maart 2019, opgesteld door [naam 3] , psychiater;
- een Maatregelrapport ten behoeve van TBS met voorwaarden van GGZ Reclassering Fivoor gedateerd 7 juni 2019, opgesteld door [naam 4] , reclasseringswerker;
- een aanvullende Pro Justitia rapportage psychologisch onderzoek van 4 september 2019, opgesteld door [naam 5] , GZ-psycholoog;
- een aanvullende Pro Justitia rapportage psychiatrisch onderzoek van 5 september 2019, opgesteld door [naam 3] , psychiater.
Toerekeningsvatbaarheid
Volgens de beide psychologen en de psychiater is bij verdachte sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van ADHD, een psychotische stoornis (schizofreniespectrum), en stoornis in alcohol en cannabis. Daarnaast is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis (antisociale en tevens paranoïde en borderline trekken).
Verdachte heeft daarnaast weinig ziekte-inzicht en legt de problemen die hij heeft vooral buiten zichzelf, heeft een paranoïde gedachtegang en er is sprake van impulsiviteit.
Vanwege zijn persoonlijkheidsstoornis heeft verdachte onvoldoende adequate copingvaardigheden, met name ten tijde van stress en spanning. Door de impulsiviteit valt hij dan terug in ‘oud gedrag’, te weten alcoholgebruik. Daarnaast is verdachte bekend met paranoïdie. Het gebruik van alcohol heeft niet alleen zijn gedrag verder ontremd, maar heeft verdachte ook meer paranoïde doen reageren. Dit is passend bij de geconstateerde pathologie van verdachte, die zich kenmerkt door een zwakke emotie-/gedragsregulatie, impulsiviteit, weinig uitstellend vermogen en een beperkt probleemoplossend vermogen.
De rapporteurs concluderen dat ten tijde van de ten laste gelegde feiten sprake was van deze gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens en adviseren derhalve om verdachte de ten laste gelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen.
Recidive
De rapporteurs schatten de kans op herhaling van gewelddadig gedrag als hoog in. De persoonlijkheidsstructuur van verdachte zorgt ervoor dat hij zich snel geprovoceerd, geraakt en benadeeld voelt. Er zijn nauwelijks beschermende factoren. Daarnaast is geen sprake van stabiele huisvesting en vaste dagbesteding c.q. werk, hetgeen het geweldsrisico vergroot, omdat daardoor de geconstateerde pathologie bij betrokkene verder onder druk zal komen te staan.
De problematiek bij verdachte is hardnekkig en eerdere begeleiding en hulpverlening hebben niet geholpen om een verandering te weeg te brengen.
Passende behandeling
Zowel de psychiater als de psychologen adviseren een intensieve klinische behandeling, met op termijn eventueel een ambulant vervolg. Zij geven aan dat het gedurende deze behandeling van belang is dat gewerkt wordt aan abstinentie van alcohol en drugs, het vergroten van inzicht in zijn problematiek, het verstevigen van zijn persoonlijkheidsstructuur en het verbeteren van de impulscontrole, coping en stresshantering. Hierbij kan het gebruik van medicatie helpend zijn. Voorts is van belang psychosociale stabiliteit en maatschappelijke inbedding (huisvesting, werk, dagbesteding) te bewerkstellingen. Langdurige behandeling en begeleiding is noodzakelijk.
Vanwege het recidiverende karakter van zijn agressieve en ontregelde gedrag, de hardnekkige en tot nu toe lastig te behandelen psychopathologie en de hoge kans op herhaling van agressie en geweld, achten de rapporteurs TBS met voorwaarden het meest passend, indien de strafmaat het toelaat. Een klinisch traject kan hiermee beter worden gewaarborgd en, bij niet naleving van de voorwaarden, kan omzetting volgen naar een bevel tot verpleging.
Naar het oordeel van de rapporteurs zijn bijzondere voorwaarden te vrijblijvend (vooral met betrekking tot middelengebruik en verdere behandeling) terwijl voor verdachte juist een strak en gedegen kader nodig is.
Advies van de reclassering
Ook de reclassering schat de kans op herhaling van gewelddadig gedrag in als hoog, mede op grond van de aanwezige psychische- en verslavingsproblematiek en het ontbreken van beschermende factoren. Eerdere interventies, waaronder de diverse reclasseringscontacten en twee klinische behandelingen in een forensisch kader, hebben niet geleid tot een gedragsverandering/verkleining van het recidiverisico. Gelet hierop is een strikter kader dan een verplicht reclasseringscontact nodig om aan langdurige klinische behandeling vorm te kunnen geven.
De reclassering adviseert aan verdachte de maatregel van TBS met voorwaarden op te leggen en daaraan de in het rapport genoemde algemene en bijzondere voorwaarden te verbinden. Hoewel de reclassering twijfels heeft of verdachte voldoende intrinsiek gemotiveerdheid is voor behandeling in een dergelijk (voorwaardelijk) kader, verwachten zij dat verdachte zich hieraan wel zal committeren als dit kader bij vonnis wordt opgelegd.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat bovengenoemde rapportages van de psychiater en de psychologen op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en dat de conclusies van het psychologisch en psychiatrisch onderzoek met betrekking tot de stoornissen van verdachte, zijn toerekenbaarheid en het recidive risico worden gedragen door een deugdelijke en inzichtelijke gemotiveerde onderbouwing. De rechtbank neemt die conclusies van de rapporteurs over.
De maatregel
De bij verdachte geconstateerde stoornissen, bezien in relatie tot het bewezenverklaarde, brengen mee dat naast een gevangenisstraf de oplegging van een strafrechtelijke maatregel noodzakelijk is.
Gelet op hetgeen in voornoemde rapportages over verdachte is vermeld en gelet op verdachtes houding en verklaringen ter zitting, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zonder behandeling een gevaar vormt voor de algemene veiligheid van personen en goederen. Met de rapporteurs en de reclassering acht de rechtbank behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel niet haalbaar. Verdachte heeft een langdurige behandeling nodig, gericht op het stabiliseren van zijn psychotische klachten, vrijwillige medicatie-inname en het aanpakken van zijn verslavingsproblematiek om het gevaar voor recidive zo veel mogelijk terug te dringen. Behandeling van verdachte in een ander, minder dwingend kader acht de rechtbank. gelet op de inhoud van de deskundigenrapportages en het rapport van de reclassering, niet afdoende.
De rechtbank zal aan de verdachte daarom een TBS met voorwaarden opleggen. Er wordt voldaan aan de eisen die de wet aan het opleggen van deze maatregel stelt. De bij dagvaarding I onder 2 en bij dagvaarding II onder 1 bewezenverklaarde feiten betreffen immers misdrijven als genoemd in artikel 37a, eerste lid, onder 1, van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Verder bestond er tijdens het begaan van deze feiten bij de verdachte een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Ten slotte eist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van deze maatregel.
Ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen stelt de rechtbank voorwaarden betreffende het gedrag van verdachte. De rechtbank sluit zich daarbij aan bij het reclasseringsadvies van GGZ Reclassering Fivoor. De rechtbank zal de reclassering opdracht geven verdachte bij de naleving van de gestelde voorwaarden hulp en steun te verlenen. De verdachte heeft zich ter terechtzitting van 10 september 2019 bereid verklaard tot naleving van de hierna te noemen voorwaarden.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Teneinde te voorkomen dat tussen het einde van de detentie en de aanvang van de TBS met voorwaarden (bij onherroepelijkheid van het vonnis) een toezichtloze periode ontstaat, zal de rechtbank op grond van artikel 38, zesde lid Sr bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
Ten slotte overweegt de rechtbank dat, indien de TBS met voorwaarden wordt omgezet in een TBS met verpleging van overheidswege, de duur van deze verpleging de vier jaren niet te boven zal gaan.
Straf
Gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, in aanmerking genomen het strafblad van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend. De rechtbank heeft daarbij voorts rekening gehouden met de omstandigheid dat zij minder bewezen heeft verklaard dan door de officier van justitie is gevorderd.