Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
1.Procedure
- het inleidende verzoek d.d. 18 juli 2019;
- het verweerschrift tevens voorwaardelijk zelfstandig verzoek d.d. 9 augustus 2019;
- de brief van [verzoeker in het inleidende verzoek, verweerder in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] d.d. 13 augustus 2019;
- de door partijen overgelegde producties.
2.Feiten
Jij bent momenteel niet in staat om zelfstandig onderhoud uit te voeren aan buitenboordmotoren
jij bent momenteel niet in staat om te functioneren als voorbeeld voor de monteurs, omdat jij op dit moment de hulp van collega monteurs nodig hebt voor de uitoefening voor een groot gedeelte van jouw functie, namelijk om onderhoud te plegen aan buitenboord-
Wegens de ongeschiktheid voor de functie van eerst watersportmonteur/zelfstandig
Jij niet beschikt over de vereiste geschiktheid voor de functie waarop de arbeids-
Jij niet alle gegevens/informatie hebt gegeven, dan wel niet beschikt over de juiste
3.Verzoeken en verweren
- de op 3 juli 2019 door [verweerder in het inleidende verzoek en verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] gegeven opzegging wordt vernietigd;
- [verweerder in het inleidende verzoek en verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] wordt geboden om [verzoeker in het inleidende verzoek, verweerder in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] toe te laten de bedongen werkzaamheden te verrichten op straffe van een dwangsom van € 500,= per dag;
- [verweerder in het inleidende verzoek en verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] wordt veroordeeld tot voldoening van het overeengekomen loon van € 3.100,= bruto per maand vermeerderd met de vakantietoeslag en de reiskostenvergoeding en het toegezegde bedrag ad € 825,= netto als vergoeding van de vliegreis van/naar Nederland;
- subsidiair, voor zover de opzegging niet wordt vernietigd, [verweerder in het inleidende verzoek en verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] wordt veroordeeld tot betaling van een billijke vergoeding aan [verzoeker in het inleidende verzoek, verweerder in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] ;
- [verweerder in het inleidende verzoek en verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] wordt veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [verzoeker in het inleidende verzoek, verweerder in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] .
bedoeld zal zijn d-)grond, de g-grond dan wel de h-grond.
4.Beoordeling
wordt eind van het jaar 61, ktr.) en op zijn opleiding en werkervaring - op korte termijn weer ander werk zal vinden. Daar staat dan weer wel tegenover dat de kantonrechter het niet uitgesloten acht dat hij een verzoek van [verweerder in het inleidende verzoek en verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] om ontbinding van de arbeidsovereenkomst tegen een bepaalde datum zou hebben ingewilligd op de g- dan wel op de h-grond. Duidelijk is geworden dat [verweerder in het inleidende verzoek en verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] en haar medewerkers aan de ene kant en [verzoeker in het inleidende verzoek, verweerder in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] aan de andere kant nadrukkelijk van mening verschillen over de wijze waarop [verzoeker in het inleidende verzoek, verweerder in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] gedurende korte tijd zijn rol vervulde als spin in het web van de onderneming van [verweerder in het inleidende verzoek en verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] . Gelet op de hiervoor geschetste omstandigheden en alle overige in aanmerking te nemen omstandigheden, acht de kantonrechter in dit geval een vergoeding van € 25.000,= bruto redelijk. De kantonrechter zal dan ook de billijke vergoeding overeenkomstig dit bedrag vaststellen. Uit het voorgaande volgt dat de kantonrechter geen grond ziet om - zoals [verweerder in het inleidende verzoek en verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] heeft verzocht - de billijke vergoeding op nihil te stellen en ook niet om - zoals [verzoeker in het inleidende verzoek, verweerder in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] heeft verzocht - de billijke vergoeding vast te stellen ter hoogte van het loon dat hij tot zijn pensionering had kunnen ontvangen. Ten slotte ziet de kantonrechter onvoldoende aanleiding om te bepalen dat de vergoeding pas opeisbaar is op het moment dat onherroepelijk in rechte is komen vast te staan dat het gegeven ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is.