Op 25 september 2019 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak met rekestnummer HA RK 19-132, waarin het verzoek werd behandeld van verzoekster, in de hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigster van de minderjarige [minderjarige]. Het verzoekschrift, ingediend op 19 februari 2019, strekt tot vaststelling van het Nederlanderschap van de minderjarige, geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats], Marokko. Verzoekster, die zelf de Marokkaanse nationaliteit heeft, is gehuwd met [Y], die bij Koninklijk besluit het Nederlanderschap heeft verkregen. De minderjarige is geboren uit dit huwelijk en de IND concludeert dat zij bij geboorte van rechtswege de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen op basis van artikel 3 lid 1 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN). De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder brieven van de IND en verzoekster, en heeft vastgesteld dat de minderjarige, ondanks de Spaanse nationaliteit van verzoekster, de Nederlandse nationaliteit niet heeft verloren. De rechtbank wijst het verzoek toe, aangezien het niet is betwist en op de wet is gegrond.