ECLI:NL:RBDHA:2018:9963
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 augustus 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, die op 14 mei 2018 een asielaanvraag indiende, had zijn aanvraag niet in behandeling genomen gekregen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit gebeurde op basis van het argument dat Spanje verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag, conform de Dublinverordening. Eiser had op 12 december 2017 op illegale wijze de buitengrens van de EU via Spanje overschreden. De Spaanse autoriteiten hadden op 18 juni 2018 ingestemd met een verzoek tot overname van eiser.
Tijdens de zitting op 14 augustus 2018, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, werd het interstatelijk vertrouwensbeginsel besproken. De rechtbank oordeelde dat het aan eiser was om aan te tonen dat Spanje niet in staat zou zijn om hem de nodige bescherming te bieden. Eiser slaagde hier niet in, aangezien hij niet kon bewijzen dat hij bij problemen niet bij de Spaanse autoriteiten terecht kon. De rechtbank vond dat de Staatssecretaris zich terecht op het standpunt had gesteld dat Spanje de verplichtingen uit het Vluchtelingenverdrag en het EVRM niet zou schenden.
Eiser voerde aan dat hij in Spanje een traumatische ervaring had gehad en verzocht om aanhouding van de beroepszaak om in Nederland aangifte te doen. De rechtbank wees dit verzoek af, omdat de feiten zich in Spanje hadden afgespeeld en er geen aanknopingspunten met Nederland waren. Ook de medische zorg in Spanje werd als voldoende geacht, en eiser had niet aangetoond dat hij in Nederland beter behandeld zou kunnen worden. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees een proceskostenveroordeling af.