ECLI:NL:RBDHA:2018:9927

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 augustus 2018
Publicatiedatum
16 augustus 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 15601
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf voor gezinshereniging in het kader van nareis asiel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 augustus 2018 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres, een Syrische vrouw, tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag was ingediend met het doel van gezinshereniging met haar echtgenoot, die in Nederland een verblijfsvergunning asiel heeft. De Staatssecretaris had de aanvraag afgewezen op basis van het argument dat er ten tijde van de inreis van de echtgenoot geen geregistreerd wettelijk huwelijk bestond. Eiseres en haar echtgenoot stelden echter dat zij op traditionele wijze waren getrouwd en dat er een huwelijksakte was opgesteld door een shariarechtbank in Syrië.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de huwelijksakte authentiek is en dat de datum van het huwelijk volgens Syrisch recht op 5 februari 2015 ligt. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris ten onrechte had aangenomen dat er geen rechtsgeldig huwelijk bestond, en dat de aanvraag voor de mvv dus ten onrechte was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de Staatssecretaris opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is de Staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.

De uitspraak benadrukt het belang van de erkenning van huwelijken die zijn gesloten volgens het recht van de staat waar de huwelijksvoltrekking heeft plaatsgevonden, en bevestigt dat de datum van het huwelijk zoals vastgesteld door de Syrische shariarechtbank als rechtsgeldig moet worden erkend in Nederland. De rechtbank heeft ook de hoorplicht in de bezwaarfase aan de orde gesteld, waar de Staatssecretaris niet aan had voldaan.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/15601

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 augustus 2018 in de zaak tussen

[eiseres], eiseres, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. K. Yousef),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Nieuwenhuys).

Procesverloop

Bij besluit van 9 februari 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder de namens eiseres ingediende aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel ‘gezinshereniging in het kader van nareis asiel bij [Persoon X]’ afgewezen.
Bij besluit van 11 oktober 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juli 2018. Namens eiseres is verschenen mw. mr. H. Yousef namens de gemachtigde van eiseres. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1998 en heeft de Syrische nationaliteit. De heer [referent] (referent) heeft namens eiseres op 23 november 2015 een mvv-aanvraag ingediend. Referent heeft sinds 20 oktober 2015 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiseres wenst verblijf bij referent.
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat er, kort samengevat, ten tijde van de inreis van referent in Nederland geen sprake was van een geregistreerd wettelijk huwelijk. Om die reden heeft verweerder getoetst of er sprake is van een duurzame en exclusieve relatie tussen eiseres en referent. Hieraan werd volgens verweerder echter niet voldaan.
3. Eiseres en referent stellen zich op het standpunt dat zij hebben bewezen dat zij een huwelijksrelatie met elkaar hebben. Referent heeft hiertoe een originele huwelijksakte ingediend. Verweerder gaat er derhalve ten onrechte van uit dat er geen rechtsgeldig huwelijk bestaat tussen eiseres en referent. Referent heeft al tijdens het aanmeldgehoor in zijn asielprocedure naar voren gebracht dat hij op traditionele wijze is getrouwd met eiseres, maar dat het huwelijk pas later ingeschreven kon worden. Er is anders in ieder geval sprake van een partnerschapsrelatie die gelijk te stellen is met een huwelijk. Referent zorgde in alle opzichten voor eiseres en zij hebben een exclusieve relatie met wederzijdse verzorging en afhankelijkheid. Bij brief van 29 mei 2018 heeft de gemachtigde van eiseres een verklaring ingediend van een kennis van eiseres en referent. In die verklaring wordt gesteld dat eiseres en referent zijn getrouwd volgens het islamitische recht. Eiseres en referent doen voorts een beroep op artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Ten slotte heeft verweerder ten onrechte niet voldaan aan de hoorplicht in de bezwaarfase.
4. De rechtbank overweegt het volgende.
4.1
Op grond van artikel 29, tweede lid, van de Vw kan onder voorwaarden een verblijfsvergunning worden verleend aan een echtgeno(o)t(e) van een vreemdeling die in Nederland een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft. Er moet sprake zijn van een rechtsgeldig huwelijk. Volgens paragraaf C2/4.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) verleent de IND uitsluitend een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, tweede lid onder a en b, van het Vw als het huwelijk al bestond voordat de referent Nederland is ingereisd. Eiseres en referent stellen dat zij op 5 februari 2015 op traditionele wijze zijn getrouwd. Daarvan is ook een huwelijksakte opgesteld door de religieuze rechtbank. Deze akte is echter pas op 21 september 2015 opgesteld, na de inreis van referent in Nederland. De desbetreffende akte is door Bureau Documenten van de IND onderzocht op echtheid en echt bevonden. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiseres een authentiek document heeft overgelegd ter onderbouwing van haar huwelijk met referent. De rechtbank moet daarom beoordelen of uit dit document volgt dat eiseres en referent op 5 februari 2015 een internationaal privaatrechtelijk rechtsgeldig huwelijk zijn aangegaan.
4.3
De rechtbank overweegt dat ingevolge artikel 10:31, eerste lid, Burgerlijk Wetboek (BW) een buiten Nederland gesloten huwelijk als rechtsgeldig wordt erkend, indien dit huwelijk ingevolge het recht van de staat waar de huwelijksvoltrekking heeft plaatsgevonden aldaar rechtsgeldig is. Naar het oordeel van de rechtbank brengt deze bepaling met zich dat voor de vraag op welke datum eiseres en referent een (volgens internationaal privaatrecht) rechtsgeldig huwelijk zijn aangegaan, bepalend is op welke datum dit huwelijk volgens het Syrische recht als rechtsgeldig wordt aangemerkt.
4.4
Verweerder heeft niet betwist dat het tussen eiseres en referent gesloten religieus huwelijk later door de Syrische shariarechtbank is bekrachtigd. Het Thematisch Ambtsbericht documenten in Syrië van het ministerie van buitenlandse Zaken van 9 oktober 2017, p. 19 vermeldt het volgende:
“Voor de Syrische autoriteiten geldt de datum die de shariarechtbank heeft bepaald als officiële huwelijksdatum. De rechtbank neemt hiertoe meestal de datum over van het religieuze (traditionele) huwelijk, op basis van het religieuze huwelijkscontract.”De rechtbank stelt vast dat de shariarechtbank in Syrië in de door haar afgegeven verklaring 5 februari 2015 als huwelijksdatum heeft overgenomen. Voor de Syrische autoriteiten geldt deze datum dan ook als officiële huwelijksdatum. De rechtbank is van oordeel dat conform artikel 10:31, eerste lid, BW het huwelijk per deze datum als een internationaal privaatrechtelijk rechtsgeldig huwelijk dient te worden aangemerkt.
4.5
De rechtbank is van oordeel dat verweerder er ten tijde van het bestreden besluit vanuit diende te gaan dat er met ingang van 5 februari 2015 sprake was van een internationaal privaatrechtelijk rechtsgeldig huwelijk tussen eiseres en referent.
4.6
Het standpunt van verweerder dat tussen eiseres en referent geen sprake was een exclusieve en duurzame relatie is dan ook niet langer relevant. De rechtbank zal dit daarom niet bespreken.
5. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht zal vergoeden. Daarnaast zal de rechtbank verweerder veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 501,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.002,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.S.G. Jongeneel, rechter, in aanwezigheid van
mr. R. Kroon, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.