ECLI:NL:RBDHA:2018:992

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 januari 2018
Publicatiedatum
1 februari 2018
Zaaknummer
NL17.15825
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Iraanse vrouw wegens kennelijke ongegrondheid en geloofwaardigheid van verklaringen over onderdrukking en bekering tot het christendom

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 januari 2018 uitspraak gedaan in het beroep van een Iraanse vrouw die een verblijfsvergunning asiel had aangevraagd. De aanvraag was eerder door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De eiseres, geboren in 1987, heeft aangevoerd dat zij in Iran onderdrukt werd door haar streng islamitische familie en dat zij vanwege haar bekering tot het christendom vreest voor haar leven bij terugkeer naar Iran. Tijdens de zitting op 23 januari 2018 heeft de rechtbank de verklaringen van eiseres en het verweer van de staatssecretaris gehoord. De rechtbank oordeelde dat de identiteit en nationaliteit van eiseres geloofwaardig zijn, maar dat de verklaringen over de onderdrukking door haar familie en haar bekering tot het christendom niet geloofwaardig zijn. De rechtbank merkte op dat eiseres tegenstrijdige verklaringen had afgelegd over haar situatie in Iran en dat zij niet voldoende had aangetoond dat haar bekering tot het christendom een weloverwogen keuze was. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond had afgewezen en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor asielzoekers om hun claims met overtuigende en consistente bewijsvoering te onderbouwen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.15825

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 januari 2018 in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

(gemachtigde: mr. M. Gavami),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. L.T. Krabbenborg).

ProcesverloopBij besluit van 22 december 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft ter zitting gemotiveerd verweer gevoerd.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL17.15826, plaatsgevonden op 23 januari 2018. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen mw. T. Mehrian. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1987 en de Iraanse nationaliteit te hebben. Eiseres heeft op 19 november 2016 een asielaanvraag ingediend.
2. Eiseres heeft, kort samengevat, aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij in een streng islamitische familie is opgegroeid en dat zij als vrouw werd onderdrukt door haar familie. Zij mocht geen eigen keuzes maken voor wat betreft school en relaties. Het islamitische geloof werd haar opgedragen. Eiseres heeft in het geheim een relatie gehad met [persoon A] en is in 2011 via een Sigheh voor twee jaar met hem gehuwd. [persoon A] is bekeerd tot het christendom en heeft eiseres hiermee in aanraking gebracht in Iran. [persoon A] is op enig moment gevlucht uit Iran. Eiseres kwam er in 2015 achter dat ze zwanger was, waarna ze een abortus heeft ondergaan. Zij is ernstig mishandeld door familieleden, toen de familie hierachter kwam. Eiseres is vervolgens ook uit Iran gevlucht. In Nederland is zij bekeerd tot het christendom. Eiseres vreest bij terugkeer naar Iran voor haar familie. Zij is bang is dat haar familie haar zal doden.
3. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- de identiteit, nationaliteit en herkomst;
- problemen met familie;
- bekering tot het christendom.
Verweerder acht de door eiseres gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. Verweerder acht de verklaringen van eiseres met betrekking tot de problemen met haar familie en de bekering tot het christendom echter niet geloofwaardig.
4. Eiseres voert, kort samengevat, aan dat zij de problemen met haar familie voldoende heeft onderbouwd met haar verklaringen. Zij betwist dat ze tegenstrijdig heeft verklaard en zij stelt zich op het standpunt dat verweerder elementen uit de context heeft gehaald en een eenzijdig beeld heeft laten zien van hetgeen ze heeft aangedragen. Ook heeft eiseres de familiebanden voldoende aangetoond met foto’s. Verweerder heeft nagelaten te motiveren waarom aan deze familiebanden zou moeten worden getwijfeld. Ten onrechte heeft verweerder haar afkeer van de islam niet als relevant element aangemerkt. Ook stelt eiseres zich op het standpunt dat zij voldoende duidelijk heeft gemaakt wat haar aantrok in het christendom en waarom zij vervolgens is bekeerd. Verweerder heeft teveel het zwaartepunt gelegd bij de gebeurtenissen in Iran (in Iran voelde zij vooral afkeer van de islam), terwijl het zwaartepunt dient te liggen op het proces van bekering in Nederland. Voorts stelt eiseres zich op het standpunt dat haar aanvraag ten onrechte als kennelijk ongegrond is afgewezen. Zij betwist dat er sprake is van evidente tegenstrijdigheden. Ten slotte voert eiseres aan dat de recente ontwikkelingen in Iran tot gevolg zullen hebben dat Iraniërs die terugkeren naar Iran, met name wanneer zij worden uitgezet, bij terugkeer problemen zullen ondervinden. Dit dient in aanmerking te worden genomen.
5. De rechtbank overweegt het volgende.
5.1
Ten aanzien van de verklaringen van eiseres over de problemen met haar familie is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat deze ongeloofwaardig zijn in die zin dat van ernstige onderdrukking geen sprake is. De rechtbank acht daarbij van belang dat eiseres ongerijmd heeft verklaard over haar schoolkeuze. Eiseres heeft verklaard dat zij het recht niet had om een eigen school of werk te kiezen en dat alles voor haar werd beslist en bepaald. Dit rijmt echter niet met haar verklaring dat zij uiteindelijk wel toestemming heeft gekregen van haar ouders voor de universiteit van haar keuze. Verweerder heeft het daarnaast niet ten onrechte opmerkelijk mogen achten dat zij in de periode van 2009 tot haar vertrek in 2016 niet is getrouwd, terwijl zij heeft verklaard dat haar familie haar wilde dwingen om te trouwen. Daarnaast heeft verweerder het opmerkelijk mogen achten dat eiseres, die verklaard heeft dat zij na school en na het werk niet met anderen om mocht gaan en thuis moest blijven, gedurende een periode van een aantal jaren met [persoon A] (in het openbaar) afsprak en dat zij dit geheim heeft weten te houden. Haar verklaring, dat zij tegen haar familie zei dat zij nog college had en dan stiekem het [persoon A] afsprak, is onvoldoende om haar verklaringen op dit punt aannemelijk te achten.
Ten aanzien van de abortus overweegt de rechtbank dat eiseres, naar haar zeggen, als niet getrouwde vrouw zwanger was geraakt van een man die door haar familie niet geaccepteerd werd. Verweerder heeft niet ten onrechte aan eiseres tegengeworpen dat niet valt in te zien dat eiseres het risico zou hebben genomen om documenten over haar zwangerschap in haar tas te laten zitten, die vervolgens ontdekt zijn door haar moeder.
Ten aanzien van de verklaringen van eiseres dat familieleden (een halfbroer) van haar voor het Iraanse regime werken, en dat zij hierdoor heeft te vrezen als zij terug zou keren, overweegt de rechtbank als volgt. Het is aan eiseres om aan te tonen dat het familielid naar wie zij verwijst, daadwerkelijk haar halfbroer is. Zij heeft een aantal foto’s waar zij met deze persoon op staat overgelegd, maar geen documenten waaruit blijkt wie de persoon die eiseres als haar halfbroer aanwijst, daadwerkelijk is. Ook heeft zij in de zienswijze verwezen naar een aantal links op internet in het Farsi. Verweerder heeft zich gemotiveerd op het standpunt gesteld dat deze foto’s en links echter onvoldoende zijn om de familiebanden aan te tonen.
Eiseres heeft ter zitting toegelicht wat de onderdrukking door haar familie inhield en voor haar betekende. De rechtbank merkt volledigheidshalve op dat indien de bejegening door haar familie geloofwaardig geacht zou moeten worden, nog beoordeeld zou moeten worden of dit zwaarwegend genoeg is om voor internationale bescherming in aanmerking te komen. Gelet op het feit dat eiseres een (universitaire) opleiding kon volgen, werk had en ongehuwd kon blijven is geenszins op voorhand duidelijk dat de bejegening door haar familie zwaarwegend genoeg zou zijn.
5.2
Ten aanzien van de verklaringen van eiseres over haar bekering tot het christendom overweegt de rechtbank het volgende. Gelet op het feit dat eiseres uit Iran komt, waar de islam de officiële godsdienst is en het verboden is om van godsdienst te veranderen of het islamitische geloof op te geven en dat daar zelfs de doodstraf op staat, mag van eiseres verwacht worden dat zij vragen over het proces van bekering kan beantwoorden. Zij moet ook duidelijk kunnen verklaren over haar keuze voor het christendom en ze moet vragen kunnen beantwoorden over algemene en basale kennis van het christendom. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres hier niet in is geslaagd. Daartoe overweegt de rechtbank dat verklaringen dat de islam agressief en onderdrukkend is en het christendom liefdevol en vrij is, geenszins voldoen om het bekeringsproces aannemelijk te maken. Daarnaast voert eiseres geen dieperliggende religieuze motieven aan die ten grondslag zouden moeten liggen aan haar afkeer van de islam. Verweerder heeft terecht geconcludeerd dat zij hiertoe generaliserende en algemene elementen van de islam heeft genoemd, die zij als negatief zou hebben ervaren. Zo heeft eiseres verklaard dat het in de Koran alleen over vrees en angst gaat.
Verweerder heeft het voorts opvallend mogen achten dat eiseres heeft verklaard dat zij zich al sinds haar tweede kerkbezoek in Nederland als bekeerling beschouwt. Daartoe overweegt de rechtbank dat eiseres door [persoon A] geïnteresseerd is geraakt in het christendom en zij in Iran een vier keer met hem mee is geweest naar een huiskerk. Eiseres heeft verklaard dat zij daarnaast geen andere dingen deed om zich in het christendom te verdiepen. Voorts heeft eiseres verklaard dat zij, nadat [persoon A] was gevlucht uit Iran, niet meer bezig is geweest met het christendom. De rechtbank overweegt derhalve dat niet is gebleken dat eiseres een bepaalde onderzoekende of verdiepende fase binnen het christendom heeft doorgemaakt vóór het moment van bekering waardoor geconcludeerd kan worden dat zij een weloverwogen keuze heeft gemaakt voor het christendom. Verweerder heeft daarnaast aan eiseres mogen tegenwerpen dat zij de naam van de kerk die zij bezoekt, niet kan noemen en dat ze niet de reden kan aangeven waarom ze niet met kerst naar de kerk is gegaan. Hoewel er geen absolute regel is die voorschrijft dat eiseres de naam van de kerk moet weten, doet dit, bezien vanuit het geheel van alle verklaringen, wel afbreuk aan de geloofwaardigheid daarvan. Verweerder heeft niet ten onrechte geconcludeerd dat uit de verklaringen van betrokkene niet is gebleken van een innerlijk proces waarin zij de voor- en nadelen van een bekering heeft afgewogen. Niet is gebleken dat zij zich zorgen heeft gemaakt over de risico’s van een bekering. Dit had, vooral gelet op het feit dat zij uit Iran komt en het verboden is een ander geloof aan te nemen, wel van eiseres verwacht mogen worden.
5.3
De rechtbank is van oordeel dat verweerder de door eiseres gestelde afkeer van de islam niet als apart relevant element heeft hoeven opnemen. Daartoe overweegt de rechtbank dat de gestelde afkeer sterk is verbonden met de door eiseres gestelde onderdrukking door haar familie. Bij de behandeling van het relevante element over haar problemen met de familie heeft verweerder ook de door eiseres gestelde afkeer van de islam betrokken.
5.4
Eiseres heeft haar stelling, dat de recente ontwikkelingen in Iran tot gevolg zullen hebben dat Iraniërs die terugkeren naar Iran, vooral als ze worden uitgezet, bij terugkeer problemen zullen ondervinden, niet met stukken onderbouwd. De rechtbank gaat dan ook voorbij aan deze grond.
5.5
Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat er ten aanzien van de verklaringen van eiseres over haar familieproblemen en haar bekering, sprake is van kennelijke inconsequenties dan wel tegenstrijdigheden. Gelet hierop mocht verweerder de asielaanvraag van eiseres als kennelijk ongegrond afwijzen. Deze grond slaagt niet.
6. Eiseres komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.S.G. Jongeneel, rechter, in aanwezigheid van mr. C.E.B. Davis, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel