In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 15 augustus 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een politieambtenaar (eiseres) en de korpschef van politie (verweerder) over de afwijzing van een verzoek om ontheffing van werkzaamheden op basis van de 18-maandenregeling. Eiseres had verzocht om voortijdig de organisatie te verlaten, maar dit verzoek werd afgewezen omdat er geen formatieplaats beschikbaar zou zijn voor een herplaatsingskandidaat. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank oordeelde dat de vaste gedragslijn van verweerder, die een bandbreedte van 0,9 tot 1,1 fte hanteert, in beginsel niet onredelijk is, maar dat het in dit specifieke geval onredelijk was om strikt aan deze bandbreedte vast te houden. De rechtbank overwoog dat er bij vertrek van eiseres wel degelijk een formatieplaats zou ontstaan, en dat verweerder niet voldoende had gemotiveerd waarom het verzoek van eiseres niet kon worden ingewilligd. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit op bezwaar te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de overwegingen in deze uitspraak. Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek om schadevergoeding afgewezen, maar verweerder werd wel veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.002,-.