ECLI:NL:RBDHA:2018:989

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 januari 2018
Publicatiedatum
1 februari 2018
Zaaknummer
NL18.79
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Cubaanse homoseksueel wegens onvoldoende bewijs van vervolging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 januari 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Cubaanse eiser die homoseksueel is. De eiser had op 25 november 2017 een asielaanvraag ingediend, waarin hij stelde dat hij vanwege zijn seksuele geaardheid in Cuba problemen ondervond, waaronder discriminatie en geweld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag echter afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat de eiser niet voldoende had aangetoond dat hij persoonlijk risico liep op vervolging bij terugkeer naar Cuba.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de relevante elementen van eisers asielrelaas geloofwaardig zijn, maar dat de specifieke claims over zijn vrijstelling van militaire dienstplicht en de inbeslagname van zijn tattoo-apparatuur niet voldoende onderbouwd waren. De rechtbank concludeerde dat de algehele mensenrechtensituatie in Cuba niet zodanig is dat iedere homoseksuele persoon automatisch recht heeft op asiel. De rechtbank verwees naar een rapport van ACCORD, waaruit blijkt dat hoewel de situatie voor LHBT's in Cuba moeilijk is, er geen bewijs is dat elke LHBT'er systematisch wordt vervolgd.

De rechtbank oordeelde dat de eiser niet had aangetoond dat de gestelde discriminatie zo ernstig was dat zijn leven onhoudbaar was geworden. Ook zijn vrees voor vervolging op basis van de 'wet Peligro' werd niet als aannemelijk beschouwd, omdat hij geen bewijs had geleverd van officiële waarschuwingen of bedreigingen. Uiteindelijk werd het beroep van de eiser ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.79

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 januari 2018 in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. M.M. Volwerk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. L.T. Krabbenborg).

ProcesverloopBij besluit van 27 december 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft ter zitting gemotiveerd verweer gevoerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 januari 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen V. Duijvensteijn. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1987 en de Cubaanse nationaliteit te hebben. Eiser heeft op 25 november 2017 een asielaanvraag ingediend.
2. Eiser heeft, kort samengevat, aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is en dat hij vanwege zijn geaardheid problemen heeft ondervonden in zijn land van herkomst. Zo is hij vanwege zijn geaardheid vrijgesteld van de militaire dienstplicht. Ook is de apparatuur uit eisers tattoo-winkel door de politie in beslag genomen vanwege zijn geaardheid. Voorts werd hij niet uitgenodigd op een gesprek bij een uitzendbureau vanwege zijn homoseksualiteit. Eisers neus is door de politie gebroken tijdens ongeregeldheden tijdens festiviteiten en sindsdien moet hij zich twee á drie keer per maand melden bij de politie. Ook is hij een keer 72 uur vastgehouden door de politie nadat hij een gearresteerde vriendin had bezocht. Eiser vreest voorts dat de ‘wet Peligro’ op hem zal worden toegepast, omdat hij geen werk heeft.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- Nationaliteit en identiteit van eiser;
- Homoseksuele geaardheid van eiser;
- Eiser is vrij gesteld van militaire dienstplicht omdat hij homoseksueel is;
- Eiser kon via het uitzendbureau van de staat geen werk vinden omdat hij homoseksueel is.
- De neus van eiser is gebroken door de politie tijdens ongeregeldheden in 2009.
- Eiser heeft zich sinds 2009 eens in de 2 à 3 maanden bij de autoriteiten moeten melden.
- Problemen met betrekking tot pesten en uitschelden vanwege de seksuele geaardheid van eiser.
- In maart 2017 is eiser 72 uur vast gehouden nadat hij een gearresteerde vriendin had bezocht.
- De tattoo-apparatuur van eiser is op 23 september 2017 in beslag genomen vanwege de homoseksuele geaardheid van eiser.
Verweerder acht de relevante elementen geloofwaardig, met dien verstande dat eisers verklaringen dat hij is vrijgesteld van de militaire dienstplicht, dat hij niet werd uitgenodigd bij het uitzendbureau en dat de tattoo-apparatuur in beslag was genomen, dit alles vanwege zijn geaardheid, niet geloofwaardig worden geacht.
4. Eiser voert, kort samengevat, aan dat hij voldoende heeft onderbouwd waarom de hierboven genoemde problemen wel degelijk voortkwamen uit discriminatie wegens zijn geaardheid. Verweerder heeft het rapport van ACCORD en de vele voorbeelden van vervolging van LHBT’ers onvoldoende bij zijn besluitvorming betrokken. Verweerder dient dit nader te onderzoeken. In de praktijk worden LHBT’s nog steeds gediscrimineerd, zo ook eiser in vergaande mate. Eiser vreest daarnaast voor toekomstige vervolging bij terugkeer naar Cuba. Eiser is ook expliciet bedreigd met beschuldiging op grond van de ‘wet Peligro’, waardoor hij in de gevangenis kan belanden. Eiser betwist dat deze vrees alleen is gebaseerd op vermoedens.
5. De rechtbank is het volgende van oordeel.
5.1
Niet is gebleken dat de algehele politieke- en mensenrechtensituatie in Cuba zodanig is dat uitsluitend in verband daarmee aan een vreemdeling uit dat land een verblijfsvergunning asiel zou moeten worden verleend. Uit het door eiser aangehaalde ACCORD-rapport blijkt dat de situatie voor LHBT’s moeilijk is, maar
niet dat iedere LHBT’er een risico loopt op vervolging of schending van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) bij terugkeer naar Cuba. Uit het ACCORD-rapport en uit andere openbare bronnen blijkt dat er sprake is van een verbetering in de situatie van LHBT’s in Cuba. Die verbetering blijkt onder andere uit de afschaffing van de strafbaarheid op homoseksuele handelingen, uit het strafbaar stellen van discriminatie van LHBT’s, uit het toelaten van gay-prides, uit het organiseren van LHBT-events, uit mogelijkheden voor geslachtsverandering zowel in privéklinieken als in overheidsziekenhuizen, uit gedoogbeleid van de politie in verschillende (uitgangs)zones en/of wijken in Havana waar LHBT’s komen, uit toegang tot rechtshulp, uit medische zorg, uit huisvesting en uit een toename van online activisten zoals bloggers, op LHBT-websites en journalisten die de situatie van LHBT-rechten in Cuba kenbaar blijven maken. Ondanks dat aannemelijk is dat de omstandigheden voor hen in Cuba minder goed zullen zijn dan in Nederland kan niet gesproken worden van een sociale groep die systematisch wordt vervolgd. Eiser moet dus aannemelijk maken dat er voor hem persoonlijk feiten en omstandigheden bestaan op grond waarvan kan worden geoordeeld dat hem een asielvergunning moet worden verleend.
Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser hier niet in is geslaagd. Eiser heeft niet aangetoond dat zijn vrijstelling van de militaire dienstplicht te maken had met zijn geaardheid. Eiser heeft tijdens het nader gehoor een document overgelegd waaruit blijkt dat hij is vrijgesteld van de dienstplicht. Echter, hieruit blijkt niet dat eiser vanwege zijn geaardheid is vrijgesteld. Hetzelfde geldt voor eiser stelling dat hij niet uitgenodigd werd bij het uitzendbureau. Eisers verklaring dat hij niet werd uitgenodigd bij het uitzendbureau omdat hij niet in militaire dienst is geweest vanwege zijn geaardheid is onvoldoende. Voorts heeft eiser niet aangetoond dat de tattoo-apparatuur in beslag is genomen omdat hij homoseksueel is.
5.2
De rechtbank overweegt voorts dat discriminatie door de autoriteiten en/of medeburgers kan leiden tot gegronde vrees voor vervolging indien sprake is van substantiële discriminatie waardoor het leven onhoudbaar is geworden. Volgens het beleid neergelegd in paragraaf C2/3.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000, merkt verweerder discriminatie van de vreemdeling door de autoriteiten en door medeburgers aan als een daad van vervolging, indien de vreemdeling vanwege de discriminatie zo ernstig wordt beperkt in zijn bestaansmogelijkheden dat hij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren. Verweerder heeft zich, voldoende gemotiveerd, niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de gestelde discriminatie jegens hem dusdanig ernstig was dat het leven van eiser onhoudbaar is geworden.
5.3
Ten aanzien van eisers gestelde vrees voor beschuldiging op grond van de ‘wet Peligro’ is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser zijn gestelde vrees niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiser heeft niet aangetoond dat er sprake is van verschillende (officiële) waarschuwingen aan hem of dat hij hiermee expliciet is bedreigd. Ook heeft verweerder hierbij mogen betrekken dat eiser legaal en zonder problemen het land is uitgereisd en dat hierdoor niet is gebleken dat eiser problemen heeft te verwachten van de Cubaanse autoriteiten.
6. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.S.G. Jongeneel, rechter, in aanwezigheid van mr. C.E.B. Davis, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
31 januari 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel