ECLI:NL:RBDHA:2018:9820
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis wegens verbroken gezinsband
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 augustus 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. Eiseres, een Syrische vrouw geboren in 1992, had op 14 september 2016 een aanvraag ingediend. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat de feitelijke gezinsband tussen eiseres en haar referent verbroken was. De referent was na de scheiding met eiseres met een andere vrouw gehuwd, waardoor de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van gezinshereniging maar van gezinsvorming.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, maar de rechtbank volgde het standpunt van de staatssecretaris. De rechtbank overwoog dat eiseres niet in aanmerking kwam voor nareis op basis van artikel 29, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000, omdat de gezinsbanden bij binnenkomst van de referent in Nederland verbroken waren. De rechtbank verwierp ook de argumenten van eiseres met betrekking tot de toepasselijkheid van de Definitierichtlijn en het EVRM, en concludeerde dat de hoorplicht niet was geschonden omdat het bezwaar kennelijk ongegrond was.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen vier weken na verzending van de uitspraak.