ECLI:NL:RBDHA:2018:9808

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 augustus 2018
Publicatiedatum
14 augustus 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 12069
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor gezinshereniging op basis van niet-rechtsgeldig huwelijk en onvoldoende bewijs van duurzame relatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 augustus 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Ethiopische vrouw, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel gezinshereniging met haar echtgenoot, M. Hasan Roba. De aanvraag werd afgewezen omdat eiseres niet kon aantonen dat er sprake was van een rechtsgeldig huwelijk en een duurzame en exclusieve relatie. Eiseres was op traditionele wijze getrouwd met referent, maar er was geen huwelijksakte en het huwelijk was niet geregistreerd bij de Ethiopische autoriteiten. De rechtbank oordeelde dat het huwelijk niet rechtsgeldig was, aangezien beide partijen ten tijde van het huwelijk minderjarig waren. Eiseres stelde dat het huwelijk na het bereiken van de meerderjarigheid rechtsgeldig kon worden, maar de rechtbank volgde deze redenering niet, omdat deze niet onderbouwd was. Bovendien werd vastgesteld dat er geen duurzame en exclusieve relatie was, gezien de tegenstrijdige verklaringen van referent over hun relatie en het gebrek aan contact na het huwelijk. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/12069

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 augustus 2018 in de zaak tussen

[eiseres], eiseres, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. P.C.M. van Schijndel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Nieuwenhuys).

Procesverloop

Bij besluit van 30 mei 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag namens eiseres voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel ‘gezinshereniging in het kader van nareis asiel bij M. Hasan Roba’ afgewezen.
Bij besluit van 18 mei 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juli 2018. Referent is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde van eiseres. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen N. Fictoor.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1993 en de Ethiopische nationaliteit te hebben. De heer [referent] (hierna: referent) heeft op 21 augustus 2015 voor eiseres een mvv aangevraagd. Referent heeft sinds 21 juli 2015 in Nederland een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiseres wil bij referent in Nederland wonen.
2. Verweerder heeft de mvv-aanvraag afgewezen omdat, kort samengevat, eiseres haar identiteit en de feitelijke gezinsband met referent niet met documenten heeft aangetoond. Eiseres is in 2009 op traditionele wijze getrouwd met referent, maar door de imam is geen huwelijksakte opgemaakt. Het huwelijk staat ook niet geregistreerd bij de Ethiopische autoriteiten. Ook is er volgens verweerder geen sprake van een duurzame en exclusieve relatie tussen eiseres en referent. Het traditionele huwelijk tussen eiseres en referent is volgens verweerder geen rechtsgeldig huwelijk. Verweerder heeft dit standpunt in het bestreden besluit gehandhaafd.
3. Eiseres stelt zich op het standpunt dat uitgegaan moet worden van het gesloten huwelijk en dat de eis van een duurzame en exclusieve relatie daarom niet kan worden gesteld. Indien deze eis wel gesteld mocht worden, heeft verweerder volgens eiseres onvoldoende gemotiveerd waarom er geen sprake is van een duurzame en exclusieve relatie tussen eiseres en referent. Die duurzaamheid zou al reeds voortvloeien uit het feit dat eiseres (op traditionele wijze) is getrouwd met referent en dat dit een keuze voor het leven is. Dat zij niet lang hebben kunnen samenwonen heeft te maken met asielgerelateerde omstandigheden. Het vereiste van samenwonen kan volgens eiseres bovendien niet worden gesteld aan gehuwden. Daarvoor verwijst zij naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 20 februari 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:455). Volgens eiseres valt voorts niet in te zien waarom verweerder geen identificerend interview heeft gehouden met eiseres en referent, nu de relatie niet met documenten onderbouwd kan worden. Verweerder heeft ten slotte ten onrechte geconcludeerd dat het bezwaar kennelijk ongegrond is. Eiseres en referent hadden moeten worden gehoord.
4. De rechtbank overweegt het volgende.
4.1
Op grond van artikel 29, tweede lid, van de Vw kan onder voorwaarden een verblijfsvergunning worden verleend aan een echtgeno(o)t(e) van een vreemdeling die in Nederland een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft. Er moet sprake zijn van een rechtsgeldig huwelijk. Volgens paragraaf C2/4.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) is een traditioneel huwelijk dat buiten Nederland is gesloten geen naar internationaal privaatrechtelijk rechtsgeldig huwelijk. Daarnaast staat in het algemeen ambtsbericht Ethiopië van 24 mei 2013 dat een huwelijk tussen minderjarigen expliciet is verboden.
4.2
Niet wordt betwist dat het huwelijk niet met documenten is onderbouwd en dat het huwelijk ten tijde van het sluiten daarvan niet rechtsgeldig was, vanwege de minderjarige leeftijd van eiseres en referent destijds. De stelling van eiseres, dat het huwelijk na het meerderjarig worden van haarzelf en referent wel rechtsgeldig kan worden, volgt de rechtbank niet. Deze stelling is immers in het geheel niet onderbouwd. Eiseres kan derhalve niet worden aangemerkt als echtgenote van referent in de zin van artikel 29, tweede lid, van de Vw. De verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 20 februari 2017, waarin uitgegaan werd van een rechtsgeldig huwelijk, slaagt gelet op het voorgaande dan ook niet.
4.3
Omdat eiseres niet kan worden aangemerkt als echtgenote van referent heeft verweerder terecht beoordeeld of desondanks wel sprake is van een duurzame en exclusieve relatie. Verweerder heeft daarbij waarde mogen hechten aan de verklaringen van referent tijdens zijn eerste gehoor op 13 juli 2015, waarin hij verklaarde dat hij na de huwelijksvoltrekking in 2009 niet heeft samengewoond met eiseres. Ook verklaarde referent dat hij eiseres na mei 2009 niet meer heeft gezien en sindsdien geen contact meer heeft gehad met eiseres. Pas na de asielprocedure van referent is gebleken dat hij weer (telefonisch) contact heeft met eiseres. Bovendien bleek ter zitting dat referent niet weet hoe oud eiseres is, nu hij ter zitting verklaard heeft dat eiseres jonger dan referent is, terwijl referent eerder heeft verklaard dat zij enkele jaren ouder is dan hij (tijdens de asielprocedure heeft hij verklaard dat eiseres in 1994 geboren is, en bij indiening van onderhavige aanvraag heeft hij gesteld dat eiseres in 1993 geboren is). Referent is zelf in 1996 geboren. Gelet op het voorgaande heeft verweerder mogen concluderen dat er geen sprake is van een duurzame en exclusieve relatie. De rechtbank ziet niet in dat eiseres en referent nog gehoord hadden moeten worden, nu niet is gebleken dat niet uitgegaan kan worden van de verklaringen van referent tijdens zijn asielprocedure over de relatie.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.S.G Jongeneel, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Kroon, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.