ECLI:NL:RBDHA:2018:9728

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 april 2018
Publicatiedatum
10 augustus 2018
Zaaknummer
NL17.5933
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Iraakse vreemdeling op grond van ongeloofwaardigheid van de gestelde problemen

Op 3 april 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Iraakse vreemdeling die asiel had aangevraagd. De vreemdeling, geboren in 1995, heeft op 30 oktober 2015 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Hij beroept zich op problemen die zijn broer ondervindt vanwege een relatie met een meisje, en op zijn eigen ontvoering door mannen op de markt. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 17 juli 2017 afgewezen, omdat de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag gegrond is op relevante omstandigheden.

Tijdens de zitting op 27 november 2017 heeft de vreemdeling verklaard dat hij en zijn broer vogelvrij zijn verklaard door hun stam, en dat hij is ontvoerd omdat hij zijn broer heeft geholpen te vluchten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de vreemdeling niet geloofwaardig is in zijn verklaringen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er tegenstrijdigheden zijn in de verklaringen van de vreemdeling en zijn broer over de relatie en de problemen die zij hebben ondervonden. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat het vreemd is dat de vreemdeling, die zegt voor zijn leven te vrezen, naar de markt gaat en dat hij op een drukke plek wordt ontvoerd.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de vreemdeling niet kan worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Verdrag van Genève en dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade. Het beroep is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.5933

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 april 2018 in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. K. Yousef),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. drs. J.R. Toussaint).

ProcesverloopBij besluit van 17 juli 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) in de verlengde asielprocedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 november 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens is A. Fawzy als tolk ter zitting verschenen.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1995 en heeft Iraakse nationaliteit. Hij heeft op 30 oktober 2015 de onderhavige aanvraag ingediend.
2. Eiser heeft – samengevat weergegeven – aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zijn broer [broer] een geheime relatie met een meisje genaamd [Persoon X] is aangegaan. Toen de familie van [Persoon X] hier achter is gekomen en [broer] heeft aangevallen, zijn eiser en [broer] naar hun oom vertrokken die in een andere provincie woont. Drie dagen later heeft eiser een dreigbrief van zijn stam ontvangen, waarin hij en [broer] volgelvrij werden verklaard. Voorts is eiser op een dag, terwijl hij met zijn neef naar de markt ging, door een groep mannen ontvoerd en in een woning opgesloten. Eiser heeft weten te ontsnappen door uit het raam te klimmen. Dit heeft de oom van eiser doen besluiten dat eiser en [broer] niet langer bij hem konden verblijven en zodoende heeft hij hun vertrek uit Irak geregeld.
3. Verweerder heeft de aanvraag van eiser op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 afgewezen als ongegrond en heeft daaraan het volgende ten grondslag gelegd. Verweerder heeft de volgende elementen in het asielrelaas van eiser als relevant gekwalificeerd:
1) Eiser verklaart dat hij [naam] is, geboren op [geboortedatum] 1995, afkomstig uit Karbala, Irak, en van Iraakse nationaliteit.
2) Eiser heeft verklaard dat hij is gevlucht omdat zijn broer [broer] en hij vogelvrij zijn verklaard toen uitkwam dat [broer] een relatie had met een meisje uit de buurt. De stam van het meisje zou het ook op eiser hebben voorzien, omdat hij [broer] heeft geholpen met vluchten.
Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht. De verklaringen van eiser over de problemen die hij stelt te hebben ondervonden, worden daarentegen niet geloofwaardig geacht.
Eiser kan niet worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 1951 (Trb. 1954, 88), zoals gewijzigd bij Protocol van New York van 1967 (Trb. 1967, 76) en heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
4. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en heeft daartoe in beroep – samengevat weergegeven – het volgende aangevoerd. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder de problemen die eiser heeft ondervonden ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Zo kan eiser weinig vertellen over de relatie van zijn broer met [Persoon X] en hoe deze relatie aan het licht is gekomen, omdat eiser zijn broer niet verdrietig wil maken door over dit pijnlijke onderwerp te spreken. Eiser en zijn broer hebben niet tegenstrijdig verklaard over het moment waarop eiser op de hoogte is geraakt van de relatie van zijn broer met [Persoon X] . Het is ook niet bevreemdend dat eiser met zijn neef naar de markt is gegaan noch dat de ontvoerders het risico hebben genomen om eiser op deze drukke plek te ontvoeren. Tot slot kan eiser niet aangerekend worden dat hij in zijn nader gehoor niet over de moord op [Persoon X] heeft verklaard.
5. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
6. Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van die wet afgewezen, indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in samenhang met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de problemen die eiser stelt te hebben ondervonden niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Voor zover eiser zich beroept op de problemen van zijn broer, overweegt de rechtbank dat verweerder bij besluit van 17 juli 2017 de relatie van de broer van eiser met [Persoon X] en de daaruit voortvloeiende problemen niet geloofwaardig heeft geacht en zijn asielverzoek heeft afgewezen. Bij uitspraak van heden, in de procedure met zaaknummer NL17.5927, heeft de rechtbank het beroep gericht tegen dat besluit ongegrond heeft verklaard. Verder hebben eiser en zijn broer tegenstrijdig verklaard over het moment dat eiser achter het bestaan van de relatie van zijn broer met [Persoon X] is gekomen. Zo heeft eiser verklaard dat hij dit bij zijn oom te weten is gekomen, terwijl zijn broer heeft verklaard dat hij over de relatie en zijn problemen heeft verteld op het moment dat hij bebloed thuiskwam na de aanval van [Persoon X] ’s familie. Bevreemdend is dat eiser verder niets kan vertellen over de relatie van zijn broer met [Persoon X] , hoe deze relatie aan het licht is gekomen noch over [Persoon X] zelf, nu dit de reden betreft dat eiser vogelvrij is verklaard en zijn land heeft moeten ontvluchten. Dat eiser en zijn broer hier niet over zouden hebben gesproken, is niet geloofwaardig. In de ontvangen dreigbrief zou staan dat eiser en zijn broer door hun stam vogelvrij zijn verklaard. In dit opzicht is bevreemdend dat eiser en zijn broer drie maanden bij hun oom ondergedoken hebben gezeten, terwijl deze oom als stamhoofd de brief mede zou hebben ondertekend. Dat de oom van eiser op 400 kilometer afstand van hun woonplaats woonde en dat de stamleden daarom niet snel zouden vermoeden dat eiser en zijn broer bij deze oom verbleven, maakt dit niet anders. Wat betreft de ontvoering, is bevreemdingwekkend dat eiser met zijn neef naar de markt gaat, terwijl hij voor zijn leven stelt te vrezen en drie maanden ondergedoken heeft gezeten. Vreemd is ook dat de mannen hem op een drukke plek ontvoeren met de intentie hem te doden om hem vervolgens in een woning op de begane grond op te sluiten en weg te gaan, zodat eiser eenvoudigweg via het raam heeft kunnen ontsnappen. Tot slot is ongeloofwaardig dat de broer van eiser in Nederland van zijn ouders heeft vernomen dat [Persoon X] is vermoord en dat hij dit kort voor het nader gehoor aan eiser heeft verteld, maar dat eiser hier geen melding van maakt in zijn nader gehoor.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.C. de Grauw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 april 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel