ECLI:NL:RBDHA:2018:9715
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vermindering naheffingsaanslag parkeerbelasting na onduidelijke parkeervoorwaarden
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 augustus 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een particulier, en de heffingsambtenaar van de gemeente Delft over een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Eiser had op 4 april 2018 zijn auto geparkeerd op een locatie waar alleen met een vergunning of dagvergunning geparkeerd mocht worden. Tijdens een controle werd geconstateerd dat eiser geen vergunning had en werd er een naheffingsaanslag opgelegd van € 90,50. Eiser betwistte de naheffingsaanslag en stelde dat hij een parkeerkaartje had gekocht bij een nabijgelegen parkeerautomaat, dat geldig was van 16.02 uur tot 16.42 uur. Hij voerde aan dat de borden ter plaatse niet duidelijk genoeg waren om aan te geven dat parkeren alleen met een dagvergunning mogelijk was.
De rechtbank oordeelde dat van een parkeerder verwacht mag worden dat hij zich op de hoogte stelt van de lokale parkeervoorschriften. De rechtbank constateerde dat er voldoende borden aanwezig waren die aangaven dat parkeren alleen met een dagvergunning was toegestaan. Eiser had deze borden moeten opmerken, aangezien hij de eenrichtingsweg opreed. De rechtbank concludeerde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, maar dat het bedrag van de naheffingsaanslag te hoog was, omdat eiser al € 0,40 aan parkeerbelasting had betaald. De rechtbank heeft de naheffingsaanslag daarom verminderd tot € 29,10.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en droeg de gemeente op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiser te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.